homepage
portfolio
rood natuurkrijt/ red chalk
curriculum
kalligrafie/ calligraphy
Prenten_Prints/ Prenten_Prints
bibliotheek/ library
schilderskisten/ artists paint boxes
sitemap
Zoeken binnen website

HOMEPAGE
portfolio
rood krijt/ red chalk
curriculum
kalligrafie
Prenten_Prints/ Prenten_Prints
bibliotheek/ library

Deze pagina wordt bijgehouden sinds november 2010.
Pagina laatst bijgewerkt
3 januar 2021
Copyright© 2021

logo OPZETTEN VAN EEN OLIEVERF PALET

Sinds kort zijn enkele schilderskistjes uit mijn privécollectie te koop

Translation into English of this page by Google
(If the translation into English of this page is not completed then go back to the Dutch page and click the translation link again.)

De kleuren op schilderspaletten zijn altijd afhankelijk van het te schilderen onderwerp. Voor het schilderen van een landschap gebruikt men andere kleuren dan voor een portret.  Vandaar dat er zelfs niet één vast palet is op te geven per kunstenaar. De oudste olieverfpaletten die hierna worden besproken hebben betrekking op portretschilderen, de latere paletten meer op landschapschilderen.

20e eeuws olieverfpalet


Met vragen over of aanvullingen op de informatie op deze pagina kunt u de auteur per email benaderen: -

De schildersstok hierboven is gemaakt van een niet te dunne bamboestok uit een tuincentrum. Het dikste uiteinde van de stok is met een zodanige hoeveelheid watten omwikkeld dat daarop de holle plastic dop van een fles mousserende wijn geklemd/ geschoven kan worden. Als lijm, om alles bij elkaar te houden, is wat houtlijm op acrylbasis gebruikt. Over de plastic dop is bolvormig weer een dot watten gewikkeld en dat geheel wordt tenslotte afgedekt met een rond stuk zeemleerlap. Als de bol voldoende zacht is opgevuld knip dan pas het stuk zeemleer in een cirkel en bind het geheel af met dun en sterk koord.
De schildersstok wordt niet, zoals een wandelstok, aan de bol vastgehouden. De schildersstok wordt door rechtshandigen met de linkerhand vastgehouden waarbij de rechterhand met daarin de penseel op de stok rust en heen en weer kan schuiven. De stok kan met de verende bol rusten op een droog stuk van een schildering of de stok rust tegen de rand van het paneel/doek (spieraam). Zie: Adriaen van Ostade en Nicolas Vleughels.
N.B. In plaats van watten kunnen ook dotten poetskatoen of stroken van oude lappen worden gebruikt.

Het schoonmaken van een palet
Eigenlijk is er niets schilderachtiger dan een palet waar olieverf op zit. Juist de ingedroogde verfresten en plekken waar de verf is gemengd zien er uit als een bont boeket. Er zijn zelfs "verzamelaars" van zulke gebruikte paletten. Toch zijn er momenten dat men een "vuil" palet "schoon" wil maken. Bijv. om gedeeltelijk hardgeworden verfklonten kwijt te raken of om van hinderlijke vliesjes van opgedroogde olieverf af te komen. Oppervlakkig kan men een palet schoonmaken met een paletmes. Krab daartoe met het mes de hardgeworden verfklodders van het palet af totdat het oppervlak redelijk glad is. Veeg met een oude lap (bevochtigd met wat terpentine) de achtergebleven resten zachte verf weg zodat die later geen sporen nalaten bij het mengen. Eventueel kunnen hardnekkige oneffenheden daarna met een scheermesje worden gladgeslepen. Let op dat de vernislaag niet tot op het onbewerkte hout wordt weggeslepen. Breng daarna met een doek een dunne laag notenolie aan op het palet en laat die laag enkele dagen indrogen. Zet daarna pas weer nieuwe verf op in de gewenste kleuren, zoveel mogelijk op de vaste lokaties. Dat de oude kleuren nog zichtbaar zijn is juist tot steun. Helemaal schoonmaken tot op het blanke hout is af te raden omdat dan vaak de bovenste laag van het hout wordt aangetast en de lijnolie in de verf in het onbewerkte hout trekt. Dat vermindert de bindkracht van de verf en de smeerbaarheid. Neem voor een nieuw schilderij met een nieuw kleurengamma zoveel mogelijk een nieuw en schoon palet. Afscheurpaletten zijn natuurlijk ook zeer bruikbaar. Een houten palet schoonmaken met een verfafbeitmiddel is kostbaar en tijdrovend. Deze handeling is dus niet aan te raden. Het beste is dus om een aantal "schone" (houten) paletten achter de hand te hebben.
Vroeger, in de middeleeuwen, werd er gewerkt met slechts enkele kleuren per dag. Men doseerde ook heel zorgvuldig de benodigde verf in relatie met het te schilderen oppervlak. Men maakte aan het eind van de dag het gebruikte palet helemaal schoon door de eventueel overgebleven verf met een doek van het palet af te vegen. De volgende dag ging men dan weer opnieuw aan het werk met een "schoon" palet.
Roger de Piles adviseert het hout (massief dun appel- of perenhout) van het palet in de notenolie te zetten en de overtollige olie af te vegen met een zachte doek alvorens het palet, na een droogtijd van een maand, te gebruiken.
Het paletmes (couteau de la palette, huile de noix) en Roger de Piles (Les élémens de peinture pratique Door Roger de Piles blz. 90)


publicatie_tekenenmetkrijt
NIEUW
Op 17 november 2020 is een Nederlandstalige publicatie uitgekomen getiteld " Tekenen met Rood krijt in de tijd van Antoine Watteau ". In deze studie komen diverse aspecten over leven en werken van Watteau aan de orde met het accent op zijn tekentechniek. Watteau's roodkrijt-gebruik wordt aan de hand van diverse praktische en theoretische aandachtspunten onder de loep genomen.
Vanwege het feit dat Watteau in 2021 driehonderd jaar geleden is overleden, wordt uitgebreid visueel en textueel stilgestaan bij de locaties waar hij heeft geleefd en gewerkt. Vooral de plaats waar hij de laatste maanden van zijn leven heeft doorgebracht wordt onder een vergrootglas gelegd. De digitale versie van deze studie is in PDF-formaat beschikbaar via Google Books. Mocht u een volledig activeerbare digitale PDF-versie (9,85 Mb) willen ontvangen neem dan contact op per email met de auteur (zie mailadres linksboven op deze pagina).


Opzetten van een palet voor o.a. portretschilderen met olieverf: diverse voorbeelden.

N.B.
Het opzetten van alle kleuren olieverf op een palet was voor 1841 niet gebruikelijk en komt mogelijk pas in zwang met de komst van tube-verven. Alla prima schilders (o.a. impressionisten) werken wel met een breed scala aan kleuren vanwege hun direkte en snelle manier van werken. Voorbeelden van paletten met verfkloddertjes dienen dus meer ter illustratie van het kenmerkende kleurenscala van een bepaalde kunstenaar. Vroeger zetten schilders slechts die kleuren op hun palet die zij op een bepaalde dag wilden gebruiken, mogelijk zelfs voor een bepaald deel van het schilderij (zoals de lucht, gebergte, bossage enz.). Er kunnen per schilderij verschillende paletten in gebruik zijn geweest.  Vergelijk daartoe ook de werkwijze van fresco-schilders. Die werken steeds lokaal op een vochtig stuk pleisterlaag dat in één dag opdroogt. De begrenzingen van zulke stukken zijn in fresco's vaak nog goed te zien.
.
alinea

Petri de Sancto Audomaro (waarschijnlijk werkzaam tussen 1050 en 1300)
Nederlandse vertaling van het Receptenboek van Petri de Sancto Audomaro:  "De Coloribus Faciendis" incl. latijnse brontekst en toelichtingen per recept, in PDF-formaat. Het bestand bevat een schat aan informatie over het pigmentgebruik in de middeleeuwen.  Een technische handleiding uit de 12e/13e eeuw voor miniatuurschilders, ikonenschilders, schilders die met tempera of olieverf op paneel (of doek) werken en schilders die muurschilderingen maken.

15e eeuwse schildersateliers
illustratie naar miniatuur van Champillion (15e eeuw)
Illustratie gebaseerd op houtsnede in een boek boek van M. Aimé Champillion-Figeac naar een miniatuur uit de 15e eeuw waarop een schildersatelier is weergegeven. Rechts boven  is een assistent bezig verf te wrijven op een ronde plaat. Op de tafel rechts onder liggen mosselschelpen met verf erin en staat een aflegbak met penselen. De schilder (of schilderes) heeft in zijn  linkerhand een veelhoekig, wat langgerekt, palet met olieverf erop. Het palet wordt met de linkerhand aan een handvat vastgehouden. Waarom het palet veelhoekig is weet ik nog niet.  Mogelijk is dat om als het neergelegd wordt op de mantel niet weg te glijden. In zijn rechterhand houdt de schilder een penseel vast. Het lijkt erop dat hij op een paneel met verhoogde rand aan een madonna met kind werkt. Het ikoon(?) staat op een richel die deel uitmaakt van een driepotige schildersezel.
Houtsnede Legenda Aurea Neurenberg 1488
Houtsnede in een duitstalige uitgave uit 1488 van de Legenda Aurea. (Heiligenlebens)
van Jacobus de Voragine (Engelse vertaling:  The Golden Legend, William Caxton 1484-1485). Ook hier zien we een schilder (de heilige Lucas de evangelist, ook beschermheilige van de schilders) met aureool aan het werk met een veelhoekig, bijna rond, palet in zijn linkerhand waarin een opening is uitgespaard waar een duim doorheen kan. Deze schilder gebruikt ook een korte schildersstok die rust op het paneel/ doek en doorloopt tot aan zijn gordel.  Met zijn rechterhand houdt de schilder een penseel (?) vast.  Op de aflegtafel staan zes bakjes/ potjes of kommetjes waarin pigment of olieverf zit. De leerling (?)/ helper is bezig met het wrijven van verf met een loper op een ronde plaat. Naast de wrijfsteen staat een kannetje met lijnolie(?) in gebruik bij het aanwrijven van pigment met lijnolie tot olieverf. Er ligt slechts één penseel of kwast op de aflegtafel. Het voorwerp dat vooraan op de rand van de wrijftafel ligt is waarschijnlijk een spateltje om de verf te manipuleren. Opvallend is dat op het palet slechts kleine verfdotjes te zien zijn.  Er lijkt niet op te worden gemengd.

alinea

Hendrick Goltzius (1558-1617) : 1611
Palet op schilderij door Hendrick Goltzius
Op een schilderij, voorstellende Mercurius, van de Haarlemse schilder Hendrick Goltzius uit 1611 in het Frans Halsmuseum te Haarlem, is o.a. een schilderspalet met kloddertjes olieverf afgebeeld. We komen in zekere zin een dergelijk beperkte paletopzet tegen bij Karel van Mander in zijn schilderboeck uit 1603-04. (zie Schilder-consten Grondt, Van wel schilderen, oft Coloreren. Het twaelfde Capittel, regel 29 t/m 43.) Van Mander geeft echter geen concreet voorbeeld van het opzetten van een palet maar hij geeft wel aan welke pigmenten de voorkeur hebben boven andere.
De volgende olieverfkleuren blijven dan over: Blauw: Oltremarijnen en Smalten  -   Geel:  lichten/ ghelen Oker  -  Wit: Loot-wit - Rood: Vermillioen - Zwart:  Sme-kool - Groen: Terreverden  - Bruin: Umber, Aspalten, Ceulsch' eerden.  Of het palet met opzet beperkt is of dat de kleuren op het palet staan voor de kleurgroepen:  blauwen, gelen, witten, roden/ purperen, zwarten, groenen en bruinen is niet na te gaan maar is goed mogelijk. In dat laatste geval bieden de afgebeelde verfkleuren op het palet weinig houvast voor het opzetten van een olieverfpalet anno 1611.  Hoewel? Het is denkbaar dat de schilder Goltzius met dezelfde kleuren die op het palet voorkomen het hele schilderij heeft uitgevoerd.

Als we goed kijken zien we ook dat minstens twee penselen (de bovenste twee) in het midden een uitstulpend puntig gedeelte bezitten. Met zulke "mantel- of decoratiepenselen" (pinceau jupon) kunnen, met dunne olieverf, fijne détails worden aangebracht op een schilderij. De haren rondom werken als een voorraadkamer van waaruit de verf geleidelijk naar de puntige kern wordt doorgegeven. Met zo'n penseel kun je gelijkmatige lange lijnen trekken maar ook tekenachtige détails aanbrengen zoals bijv. "boomslag". De buik van het penseel (het buitenste deel) is gemaakt van eekhoornhaar dat dunne verf lang vasthoudt. De punt (de kern) is van marterhaar. Een mantelpenseel heet ook wel reservoir-penseel (pinceau reservoir) en wordt veel bij het beschilderen van keramiek gebruikt omdat de verf daar snel wordt opgezogen door bijv. het ongeglazuurde aardewerk. Daarnaast kennen we ook nog de "sleper" of “pinceau traceur”. Deze penseel heet ook wel "letterzetter" en wordt vanwege de lange soepele, puntige haarbundel gebruikt om bijv. takjes weer te geven.

palet gezien vanuit de schilder
Hierboven het palet gezien vanuit Mercurius (als schilder). De opzet van het palet is als volgt (bij twee lagen die boven elkaar zijn geplaatst): Bovenste laag: links: blauw (ultramarijn/ smalten), geel (gele oker), wit (loot-wit), rood (karmijn en daar vlakboven: vermillioen (bij de inkeping) voor de huidskleur), Onderste laag: links: zwart (sme-kool), groen (groene aarde (geplaatst onder het wit)) en bruin (omber) (rechts). Wit is in het hart van het palet geplaatst.  Bovenin het palet zijn mengproefjes zichtbaar. Gezien de beperkte ruimte zal het mengen van de kleuren echter grotendeels op het doek plaats hebben gevonden.  Het hout van het palet is naturelkleurig en ligt zodoende dicht bij de grondkleur van het doek waarop werd gewerkt.  Er werd niet op een witte maar op een lichte warmgrijze ondergrond gewerkt. Deze paletopzet zien we later in een uitgebreidere vorm terug bij Roger de Piles.

De wijze van vasthouden van een palet
Een rechtshandige schilder houdt het palet in zijn linkerhand, een linkshandige in zijn rechterhand. Bijna alle voorbeelden waarop de paletten hierna worden getoond gaan uit van een rechtshandige schilder. De penselen worden met de vingers van de linkerhand als bundeltje vastgehouden tegen de instulping van het palet nadat de duim door het duimgat is gestoken. Het duimgat, de meestal ovale opening in een palet, is aan de korte zijden afgeschuind om gemakkelijk de duim door het duimgat te kunnen steken zonder dat knellende houten randen tegen de duim aankomen. De afgeschuinde delen lopen mee in de richting van de duim. Door de afgeschuinde bochten is het gewicht van het palet ook beter verdeeld over de hand rond de duimopening. Linkshandigen gebruiken dus een andere zijde van het palet dan rechtshandigen. Meestal is de bovenzijde dikker in de lak gezet dan de onderzijde. Let bij aanschaf van een palet dus op deze kenmerken.  

alinea
Etienne Binet (Dijon 1569 - Paris 1639):1621
Paletopzet (reconstructie) voor het schilderen van een portret met olieverf
reconstructie paletindeling etienne binet 1621
"La palette du Peintre eft la mere de toutes les couleurs,...."

Les Meres-couleurs font:
  1. Le blanc de plomb (loodwit)
      (à cause qu'il fe trouue; és mines de plomb.)
  2. Le fin. Azur & l'Outremarin
  3. La laque de Venìfe, qui a vn incarnat & vne
      efcarlatte fort vive
(karmijn van cochenille luis)
  4. Le vermeillon d'Espagne (vermiljoen)
  5. La cendrée (azurietgroen)
  6. Le noir de charbon (wijnrank?zwart)
  7. Le mafticot qui eft le fin iaune (lood-tingeel)
  8. Le verd de terre (groene aarde)
  9. Le fang de Dragon (drakenbloed)
      (een hars, ook gebruikt door vioolbouwers)
10. La rosette (On fait la rosette avec bresil que l'on met bouillir sur le feu avec graind et gomme ; si on veut avoir un rouge leger, on y adjouste de l'alun pulverisé.)

Voila les couleurs gayes, les autres font rudes.


Paletindeling volgens Binet van de olieverfkleuren voor incarnaat, (Zie tekst in encyclopedie uit 1646, blz. 310 e.v., hoofdstuk 39, 15 pagina's )

Etienne Binet: 
"Over Kleuren
Kleurstoffen bevinden zich op de aarde en in mineralen waar ze ofwel gevormd zijn door vermenging en temperatuur, danwel voortkomen uit gewassen of anderzins.

1. Gesteente dat aan oker verwant is, wordt gehaald uit marmeraders, dat, als men dat gloeit en onderdompelt in azijn, lijkt op purper of karmijnviolet, sommigen denken dat het azuurblauwe ultramarijn is. De rubrica of sanguinestenen komen ook uit de grond; orpiment, cinnaber,  groene kalk of groene aarde komen uit de bodem bij Smyrna, en is de beste.  Sandarac, waarvan sommingen denken dat het massicot is, komt van Pontus 1) , en wordt op bepaalde plaatsen kant en klaar gevonden in de natuur, zonder dat ze gemalen, gezeefd of geplet behoeft te worden.

2. Vermiljoen (minium) komt uit zilvermijnen, als een rode zwam. Het ziet er uit als een beetje roodachtig ijzer, de stukken worden (anthrax) kolen genoemd, die in de oven worden geworpen, en als ze sterk verhit worden overgaan in een miljoen druppels vloeibaar zilver. Men maakt het vermiljoen door net zolang en vaak te verhitten tot de oorspronkelijke kleur, die metaalachtig is, verdwenen is en de wand ermee is bedekt, anders slachten de zon en de maan haar schoonheid af, en bederven  haar levendigheid.  De manier om te maken dat de stralen van de maan dit gebied van schoonheid noch verlaten nog uitwissen, is het aanbrengen van een laag witte was, warm gemaakt op het vuur en goed ingewreven, op de goed gepolijste grond die men wil beschilderen. Men versnijdt vermiljoen vaak met kalk, om dat te testen houdt men het op een metalen plaat boven het vuur, als het echt is behoudt de koopwaar dezelfde kleur bij afkoeling, maar als het een zwarte laag laat zien en bruin wordt en zwartachtig, is dat een teken dat het versneden is.

3. Zwart kan worden gemaakt van,
- of roet en rookaanslag van verbrande hars 2) ;
- of door verkoling van wijnranken 3)& verkoling van houtkrullen, pletten, en vermenging met lijm ,
- of tenslotte van goed gedroogde droesem van wijn met lijm, deze wordt zeer zwart, en benadert de kleur uit India die Morea 4) wordt genoemd .

4. Ceruleum dat men ook wel Turks blauw noemt, wordt gemaakt door zand tot poeder te vermalen en zodanig met salpeterpoeder te mengen, dat het wordt zoals meel, dan voegt men er geelkoper-poeder uit Cypres aan toe teneinde het met elkaar te mengen, vervolgens draait men er ballen van tussen zijn handen, men plaatst deze in een vat en in een oven, door de kracht van het vuur vindt er een uitwisseling plaats tussen messing en zand en veranderen ze van gedaante en gaan over in de kleur ceruleum.5) Het poeder verft erin gekookte weefsels, gedoopt in azijn, in de kleur purper.

5. Ceruse of loodwit zet zich af in de vorm van adervormige boomtakken op loden platen in vaten, waarin onderin een laag azijn staat. En sluit de bovenzijde af tegen sterke wind of tocht, na enige tijd laat de aangehechte Ceruse los. Als men het verhit in een oven, verandert het van kleur en transformeert het in sandarac 6) of massicot, en als men stroken van koper of messing plaatst, vormt zich verd de gris,[Eruca]..

6. Het Purper of Scharlaken (Escarlatte) dat de levendigste en meest stralende  van de kleuren is, wordt verkregen uit een oester (vandaar dat het Ofirum heet) 7) er is wijnkleurige, roodbruine, bloed in urine, als geronnen bloed, rode vermiljoen; maar deze dient op een ondergrond met honing te worden aangebracht, wanneer men deze uit de oester gebruikt, op het gevaar af dat ze niet hecht: Men schildert verscheidene kleuren met het sap van bloemen."

1) JCdH: Smyrna, Z-W Turkije, Pontus in Noord-Turkije, aan de Zwarte Zee
2) JCdH: teer afkomstig van hars is een risico in olieverf
3) JCdH: rankenzwart
4) Morea = natuurlijke zwarte haarkleur van vrouwen op eiland Morea bij India
5) JCdH: Bleu de Ceruléum/ Stannate de cobalt;  à l'ancienne, du latin cælum, ciel - ou encore le "bleu céruléen", "céleste"
6) "Sandaraca" was vroeger een aanduiding  voor rode menie of  rood orpiment (realgar). Ook de hars in poedervorm van (roodkleurige) Sandarac-hars kan als (rood) pigment  zijn gebruikt. (zie Merrifield)
      De soort Sandarac die mij bekend is is geelachtig (zowel in korrels als poedervorm) en verwijst niet naar de kleur rood.  Dit in tegenstelling tot Drakenbloed-hars. dat wel roodbruin is in poedervorm.
7) In werkelijkheid een slak : de brandhoren  (Bolinus brandaris), die door de Romeinen murex genoemd werd, en de verwante Hexaplex trunculus. 
     Ofirum (romeins voor oester) wordt ook door Vitruvius (ten onrechte) gebruikt.
Vertaling uit het Oud-Frans: Jaap den Hollander

Over de pincelier zegt Binet het volgende: De pot waarin men de kwasten/ penselen met olie reinigt heet een pincelier. Van het ontstane mengsel maakt men een uit verschillende kleuren samengesteld grijs dat geschikt is voor bepaalde werkzaamheden zoals de eerste schets opzetten of om het doek een grondtoon geven." Volgens Binet is bij het schilderen met olie notenolie de gebruikelijke olie. Binet zegt op pag. 316: "Peindre de blanc & noir, ou à détrempe, ou à huile de noix, qui est l’ordinaire, & la meilleure, ou à fresque."  Vertaling: "Schilderen in zwart-wit, of in tempera, of met notenolie dat is de gewone, en de beste, of in fresco.  Vindt Binet notenolie de beste olie of vindt hij schilderen met olie de beste van het rijtje van vier schilderwijzen?

alinea


Henry Peacham, Master of Arts (1546-1634): 1622
Paletopzet (reconstructie) voor het schilderen van een portret met olieverf
paletopzet volgens Henry Peacham

  1. Lead White  (loodwit)
  2. Lake (karmijn van cochenille luis)
  3. Blackes (Ivorie, Sea Cole, Lamp)  (div. zwarten)
  4. Umber (Omber)
  5. Red Lead  (Vermiljoen)
  6. Yellow Oaker  (gele oker)
  7. Verdigreace (verdigris (groen kopersulfaat))
  8. Blewes (Smalt, Bice)  (blauwen: smalt, azuriet)
  9. Masticot (lood-tingeel)
10. Pink (schijtgeel) 
etc.
N.B. Sea Cole = (roodachtig) steenkool zwart
         Verkoolde wijnrank = blauwachtig zwart
Peacham geeft bij lake geen verdere toelichting.
De laksoorten (rode, gele enz. )worden bij olieverf altijd op krijtpoeder als drager toegepast.

Palet met indeling van de olieverfkleuren voor incarnaat,  (Zie versie van  "The Complete Gentleman" uit 1634). 
Bij het aanmaken van olieverf wordt fijn pigmentpoeder met een loper gewreven op een vlakke stenen (marmeren) plaat onder toevoeging
van wat lijnolie.  De verf wordt verdund met (wal)notenolie.  Dit palet is zeer waarschijnlijk gebaseerd op het palet van
Michael Jansz. van Mierevelt  (Delft 1566 - Delft 1641)     Ook Karel van Mander vermeldt Michael Jansz. van Mierevelt.




de scheikundige naar David Teniers (1610-1690)
De scheikundige.  Prent uit: Europeesch Museum van schilder- en beeldhouwkunst voorstellende de beroemdste
schilderstukken en beelden uit de eerste kabinetten van Europa , Te Breda, Bij F.P. Sterk 1842.
De prent is gebaseerd op een paneelschildering van David Teniers (1610-1690). die destijds in het bezit was van Lord Stafford.
(Al)chemie was belangrijk voor schilders vanwege recepten om kleurstoffen te maken.

alinea

Pierre le Brun (?-?): 1635
Paletopzet(reconstructie) voor het schilderen van huidskleur
reconstructie palet Pierre le Brun 1635
1. terre verte  (groene aarde)
  2. cendre verte (azurietgroen
      of Véronèse groen (?)

  3. cendre bleu (azurietblauw)
  4. stil de grun/ grain  (licht schijtgeel)
  5. ocre jaune (gele oker)
  6. vermillon (vermiljoen)
  7. ocre rouge (rode oker)
  8. lac [carmin]
  9. terre d'ombre (omber naturel (?))
10. noir dos (ivoorzwart)
11. noir de charbon (wijnrankzwart)
12. blanc de plombe (loodwit)
 
5. Une pallette de carnation est
- du verd de terre,
- cendre verd et bleuse,
- stil de grun  [grain],
- ocre jaune,
- vermillon,
- ocre rouge,
- lac,
- terre d'ombre,
- noir dos et de charbon, avec
- blanc de plomb au milieu.

Palet met indeling van de olieverfkleuren voor het schilderen van huidskleur uit 1635.  Witte olieverf (loodwit) wordt centraal in het midden op het palet geplaatst.  Bij het maken van olieverf wordt fijn pigmentpoeder met een loper gewreven op een vlakke stenen (marmeren) plaat onder toevoeging van wat lijnolie. Bij het schilderen wordt de aangemaakte olieverf verdund met notenolie ipv. terpentijn.
JCdH:  Notenolie  verspreidt geen sterke geur binnenshuis in tegenstelling tot terpentijn. 

Zie bijgaand tekstfragment uit 1635 over schilderen met olieverf, ontleend aan zijn "BRUSSELS  MANUSCRIPT uit 1635" getiteld "RECUEUIL DES ESSAIES DES MERVEILLES DE LA PEINTURE"  van PIERRE LEBRUN, PEINTRE.  Van dit manuscript, uit 1635,  is in 1849 een transcriptie in het frans en een engelse vertaling gemaakt door Mary Philadelphia Merrifield, geboren Watkins (1804/5-1885). Een gedrukte tekstuitgave is uitgekomen in 1849 in Londen bij John Murray. Zie voor digitale uitgaven van "Original Treatises dating from the XIIth to XVIIIth Centuries... enz" de literatuuropgave onder aan deze pagina. Het originele manuscript bevat ook getekende illustraties die niet in het boek van Merrifield staan.

N.B.  De onbekende schrijver en kunstenaar Pierre Lebrun heeft sommige delen van zijn tekst bijna letterlijk overgenomen uit het hoofdstuk over de schilderkunst in de populaire encyclopedie "Essay des merveilles de nature et de plus nobles artifices" van de Franse Jezuïet Etienne Binet (Dijon 1569 - Paris 1639).  Dat verklaart ook de op sommige plaatsen soms onbegrepen namen (Michael Angelo zou afkomstig zijn uit Buonarotti). Naast het opsommen van technische weetjes beschrijft hij ‘la façon de parler des beaux tableaux’ en ‘la façon de louer les statues’ en geeft een ‘traité touchant les plus excellens peintres de l'univers’. Pierre LeBrun heeft een deel van zijn gegevens ontleend aan de uitgave
"Essay des merveilles de nature et de plus nobles artifices" van Binet uit 1621 (Rouen). Ook de term "La Platte Peinture"  komt bij Etienne Binet voor . Doordat de naam van Pierre le Brun en de naam van zijn manuscript voorkomt in teksten van Rubens is er enige aandacht voor hem. Zijn tekst is mogelijk bedoeld geweest als conversatiestuk voor gebruik aan het Franse hof.  Een gedrukte versie is echter onbekend.

Een meer algemene indeling van paletkleuren van Pierre Le Brun  luidt als volgt:
6. La pallette du peintre est la mère de toutes Ies couleurs, car du meslange de trois ou quatre maistresse couleurs, son pinceau fait naistre et comme fleurir toutes sortes des couleurs, on dit préparer une palette de carnation 
(c'est 'a dire, pour faire la charnure) du verd, &c.  Et c'est l'ouvrage du garçon.  Les meres des couleurs sont


premièrement le blanc de plomb (à cause qu'il se trouve en mine de plomb).  

2° le fin azur et l'outremarin.
3°. la lacque de Venise qui a un incarnat et une escarlatte fort vive.
4°. le vermillon d'Espagne. 
5°. la cendrée,
6° le noir de charbon,
7° le massicot qui est le fin jaune,
8° le verd de terre,
9° le sang de dragon,
10° la rosette: voilà les couleurs gayes, les autres sont rudes.

alinea


1651/1652
Richard Symonds's Italiaanse Aantekeningen

Het opzetten van een olieverfpalet (Mettere La Tavolazza in Ordina)
opzetten olieverfpalet volgens Richard Symonds

Negen olieverfkleuren vanaf het duimgat  v.r.n.l.:
1. [lood-/ ceruse]Wit (Biacca)
2. Gele oker (Terra Gialla)
3. Vermiljoen  (Cinabro)
4. Rode oker (Terra Rossa)
5. Groene aarde (Terra Verde)
6. Karmijn (Lacca)
7. [Gebrande?] Omber (Terra d'ombre)
8.  Beenderzwart  (Negro d'osso)
9. Koolstof zwart (Negro di Carbone)  -
    Keulse aarde/ Terra di Colonia?


Hoewel het niet expliciet is vermeld, mag worden aangenomen dat bovenstaande kleuren bedoeld zijn om een portretschildering te maken.  Symonds heeft het even verderop op f24  over "all ye face makers in London".
In de tekst in het Italiaanse Aantekeningen boek van Richard Symonds staan ook aanwijzingen over de te gebruiken olieën

om de olieverf aan te maken, te verdunnen en de penselen schoon te maken.

Hier iets over het schoonmaken van penselen:
"Veeg het palet schoon met olie of de achterkant van je (palet?)mes.
  Of reinig het [palet] perfect of was het af met/ dompel in olie.
  De heer Loveday maakt [zijn] penselen schoon in olie met notenolie &
  legt ze in gewone olie (JCdH: olijfolie) + uitwassen met zeep doet ze slijten & verharden .
  Lavendelolie tast de (verf) kleur aan die aan penselen is gehecht
  die lang liggen, zonder te zijn schoongemaakt.  idem 1658 (1658 is code in de brontekst).
  De heer Hales maakt schoon met gewone olie,  & lijnzaad [olie]  & vaak drukt
  hij ze in terpentijnolie al wrijvend uit in een blik (of op een tinnen bord) & nooit in zeep."


Vari wth oyle on the Tavolazza or wth ye back of ye knife.
Eithar cleanse ye perfectly or dipp them oyle.
Mr Loveday cleans pensills in Oyle wth oyle of Nutts &
lay ym alwayes in Comon oyle. + Sapone wears ym 4 hardens ym.
Oyle of Spike will take away ye color wch is attachd
to penc. lying long - uncleansd.    idem 1658.
Mr Hales cleanses wth comon oyle, & lindseed & often dippt
in oyle of Turpentyne rubbing ym on a Tin & never in Sope.

Nederlandse vertaling van Engels/Italiaanse tekst:  Jaap den Hollander
Tekstfragment ontleend aan blz. 233 van oorspr. proefschrift van Mary Beal, London, 1978.  Titel: A study of Richard Symonds: his Italian notebooks and their relevance to seventeenth-century painting techniques / Mary Beal
Series Outstanding theses from the Courtauld Institute of Art .  Volume of  Outstanding theses from the Courtauld Institute of art.

alinea




Nicolas Poussin (1594-1665)
Nicolaas Poussin, portretbuste bij de ingang van de  École nationale supérieure des beaux-arts te Parijs
Vanaf 1642, na zijn terugkeer uit Parijs naar Rome, gebruikt de Franse kunstschilder Poussin een ander kleurenpalet op zijn doeken.
Hij maakt veel historieschilderingen waaronder bijbelse en mythologische taferelen.
Zijn palet telt in de laatste jaren van zijn leven koelere kleuren dan in de jaren daarvoor.


   Nicolas Poussin’s palet (omstreeks 1660):
Witten
- Loodwit (Flake White (White Lead))      -  basisch lood(II)carbonaat, blanc de plombe
- Mogelijk heeft Poussin ook Blanc de Meudon  (heel fijn krijt meestal in de gesso-laag
  op de drager (doek/paneel)) toegepast.
  Helder wit speksteenpoeder  = talkpoeder.
  Blanc de Meudon werd in de renaissance ook toegevoegd aan olieverf om de
  ondoorzichtigheid en het dekkend vermogen van olieverf te vergroten zonder de tint te
  veranderen. Ook werd het gebruikt om op ruiten witte letters te schilderen.
Bruinen
- Omber (vooral in ondertekening/ -schildering, terre d'ombre) en terre de Sienne
Gelen
- Napels Geel (Pb(SbO3)2 of Pb(SbO4)2)  (Naples Yellow, jaune de Naples
  Er is in de 16e eeuw al een kunstmatige versie van Napelsgeel: Massicot of lood(II)oxide (PbO).
  Daarnaast is Loodtingeel of lood-tin-antimoon-geel of lood(II)antimonaat (PbSnO3) in veel
  17e eeuwse schilderijen aanwijsbaar. 
jaune de plomb et d'étain
- Gele Oker  (Yellow Ochre, ocre jaune)
Roden
- Vermiljoen (Vermilion, vermilion)   -   eventueel ook van cinnaber / cinnabre
- Licht Rood (Light Red)  -  ijzer oxyde,  rode oker waaruit de kleicomponent is verwijderd
   ocre rouge

- Bruin Rood (Brown-pink (dull orange))  brun-rouge
- Kraplak (Crimson Lake)  -  Karmijn. Carmin/laque rouge.  Rode kleur afkomstig van gedroogde
   cactusluizen, (cochenille) neergeslagen in oplossing  (reactie opgelost aluin & potas)
-  (rode) menie,  oxyde de plombe (minium) 
Pb3O4
Groen
- Groene Aarde (Green Earth (terre verte)) 
Blauw
- Echt Ultramarijn (afkomstig van Lapis Lazuli (Genuine Ultramarine))
- Aangevuld met azuriet (azurite/ carbonate naturel de cuivre) en smalt (kobaltoxide-houdend
   blauw glaspoeder).

Zwart
- Wijnrank Zwart (Vine Black) of (verkoolde druiven-)pittenzwart. Dit zwart heeft een blauwige
   zweem.  noir de charbon (wijnrankzwart)

- In sommige bronnen wordt Beenderzwart of Ivoor Zwart (Bone Black (Ivory Black)) genoemd.
  noir d'os

- Lampzwart (zwart gemaakt van roetwalm afkomstig van hars (Lamp Black))  noir de fumée

Zie ook:  Don Pavey, Colour and Humanism (2003).

N.B. Talkpoeder werd niet gebruikt om pruiken te bepoederen; daarvoor werd gemalen stijfselpoeder gebruikt.


De volgende tekstfragmenten van drie (vier) tijdgenoten van Poussin leveren een beeld op van zijn atelier en werkwijze:

Antoine Leblond de Latour (1669),
"Lettre du sieur Le Blond de La Tour à un de ses amis, contenant quelques instructions touchant la peinture", blz. 38 en 39. ("...Cet homme admirable & divin inventa une planche Barlongue, comme nous l'appelions, qu'il faisoit faire sélon la forme qu'il vouloit donner à son sujet, dans laquelle il faisoit certaine quantité de trous où il mettoit des chevilles, pour tenir ses manequins dans une assiette ferme & assurée, & les ayant placés dans leur situation propre & naturelle, il les habilloit d'habits convenables aux figures qu'il vouloit peindre,  formant les drapperies avec la pointe d'un petit bâton, comme je vous a dit ailleurs, & leur faisant la teste les pïeds, les mains & le corps nud, comme on fait ceux des Anges, les elevations des Païsages, les pièces d'Architecture , & les autres ornemens avec de la cire molle, qu'il manioit avec une adresse & avec une tranquillité sînguliere.
Et ayant exprimé ses Idées de cette manière, il dressoit une boëtte Cube, ou plus longue que large, selon la forme de sa planche, qui servoit d'assiete à son Tableau, laquelle boëtte il bouchoit bien de tous costés, hormis celuy par où il couvroit toute sa planche qui soutenoit ses Figures, la posant de sorte que les les extremités de la boëtte tomboient sur celles de la planche, entourant ainsi & embrassant, pour ainsi dire, toute cette grande machine...")

Vertaling JdH: "Deze bewonderenswaardige & heerlijke man bedacht een langwerpig plateau [Tafereel], zoals wij het noemen, dat hij had gemaakt overeenkomstig de vorm die hij wilde geven aan zijn onderwerp, waarin hij een bepaald aantal gaten aanbracht waar hij pennen in plaatste, om zijn Manequins [ledepoppen] vast te zetten in een stevige en een veilige basis, en na ze geplaatst te hebben in hun kenmerkende en natuurlijke stand, kleedde hij ze aan met de juiste kleren passend bij de figuren die hij wilde schilderen, de draperieën vormgevend met de punt van een stok, zoals ik u elders meedeelde, en het hoofd, de voeten, de handen en het naakte lichaam, zoals men die van de Engelen maakt, de verheffingen van de Landschappen, de Architectuur onderdelen, en de andere ornamenten vormgevend met zachte was, wat hij deed met een [grote] toewijding & met een bijzondere rust. En na zijn ideeën op deze manier uitgedrukt te hebben, plaatste hij een blokvormige doos, langer dan breed, overeenkomstig de vorm van zijn plateau [tafereel], dat als basis diende voor zijn schilderij, genoemde doos maakte hij goed dicht van alle kanten, behalve daar waar deze zijn hele plateau [tafereel] afdekte, dat zijn Figuren droeg, haar zodanig geplaatst dat de uiteinden van de doos samenvallen met die van het plateau [tafereel], aldus omhullend en omarmend, om zo te zeggen, heel deze grote machine."

en
Joachim van Sandrart (1675-79),
"Teutsche Academie der Bau- Bildhauer und Maler-kunst, Siebender Band, III. Buch. Nachrichten von niederländischen und teutschen Malern", Nürnberg, 1768, pag. 405 Kap. 26. 4a. onderaan.  ( "....Wenn Poussin den Entwurf mit der Kreide gemacht hatte, so stellte er kleine Figuren von Wachs in der Ordnung, wie sie im Gemälde gruppiert werden sollten, bey einander hin, gab ihnen die erforderlichen Stellungen, und behieng sie mit nasser Leinwand, um zu sehen, was die Vorstellung für eine Wirkung thun würde. Nachgehends nahm er bey der würklichen Ausführung größere Gliedermänner und behieng sie mit klarer feuchter Leinwand, damit das Nackende durchscheinen sollte..." )
en
Antoine-Joseph Dezallier d'Argenville (1680-1765) e.a.
Abrégé de la vie des plus fameux peintres. Tome 4, De Bure l'aîné, 1762. blz. 31 (digitaal 53).
DES PLUS FAMEUX PEINTRES. 3I POUSSIN
"....... Lorfque le Pouffin vouloit traiter un fujet d'hif- toire , fon ufage étoit d'en faire un léger crayon ; enfuite il difpofoit fur une table des manequins & de petits modéles de figures de cire , qu'il ha- biIloit de linge mouillé , dans les attitudes qui pouvoient convenir á son tableau. C'étoit par ce moyen qu'il connoiffoit les effets de lumiere & les ombres des corps ; enfuite il prenoit des mo- déles plus grands , qu'il habilloit de toile trés fine pour conferver le nu.
Ce grand génie, fans s'attacher particulierement a aucun maître , a été fon maître à lui-même , & l'auteur de toutes fes grandes productions: fans avoir jamais rien appris des (a) peintres de fon tems, finon d'être en garde contre leurs défauts ; il critiquoit trés-librement !eurs ouvrages. Aucun ne l'a aidé dans fes tableaux,& il faifoit tout de fa main; il pouffoit même cette délicateffe fi loin , qu il ne pouvoit fouffrir qu'on le copiât, aimant mieux faire de feconds originaux des fept facre- mens , que de permettre qu'on copiât ceux qu'il avoit faits pour le cavalier del Pozzo. Toujours feul dans fon cabinet , perfonne ne pouvoit Ie.......
---------------------------------------------------------------------
( a ) Selon Félibicien, dans la vie du Poussin
Correcte naam: Félibien
en over de tekentechniek van Poussin:
Dezallier d'Argenville, Abrègé de Ia vie des plus fameux peintres, Paris 1745/52, T. II p. 252
"Nous n'avons presque point de desseins arrêtés de sa main, un simple trait à Ia plume soutenu d'un lavis au bistre ou à l'encre de la Chine, exprime sa pensée sans chercher aucune proportion ni même dessiner les têtes, qui souvent ne font que des ovales. Il n'y a point d'Académies du Poussin ni de parties un peu grandes, parce qu'il ne dessinoit d'après nature que le paysage qu'il maniait d'un trait fin et spirituel avec quelques coups de Iavis: on voit encore des dessins tout à la plume sur du papier bistre avec des hachures légères et croisées, d'autres avec un trait de mine de plomb, lave à l'encre de la Chine, enfin son imagination riche et pleine de feu doit se manifester au premier coup d'ôeil malgré la médiocrité de l'exécution de sa main."
en
André Félibien,
Des principes d l'architecture, de la sculpture, de la peinture. Paris 1676 p. 407 enz.
".... On choisit du coutil ou de la toile la plus unie, et lorsq'elle est bien tendue sur un chassis, l'on y donne un couche d'eau de colle, et après on passe par dessus une Pierre de ponce pour en oster les noeuds. L'eau de colle sert à coucher tous les petits fils sur la toile, et remplir les petits troux, afinque la couleur ne passe pas au travers. Quand la toile est bien seiche, on l'imprime d'une couleur simple, et qui ne fasse point mourir les autres couleurs, comme du Brun rouge qui est une Terre naturel|e qui a du corps, et qui subsiste, et avec lequel on mesle quelquefois un peu de blanc de plomb, pour le faire plutost seicher. Cette imprimeure se fait après que la couleur est broyée avec de l'huile de noix ou de lin; et pour la coucher la moins espaisse que l'on peut, on prend un grand cousteau propre pour cela. Quand cette couleur est seiche, on passe encore la Pierre de ponce par dessus pour la rendre plus unie; puis on fait, s'il on veut, une seconde imprimeure composée de blanc de plomb, et d'un peu de noir de charbon, pour rendre le fond grisastre, et en l'une ou l'autre des deux manières on met le moins de couleur que l'on peut, afin que Ia toile ne casse pas si-tost, et que les couleur qu'on vient ensuite à coucher dessus en peignant, se conservent mieux, et demeureroient plus belles . . . Ceux qui veulent que leurs Tableaux demeurent frais employent le moins d'huile qu'ils peuvent, et tiennent leurs couleurs plus formes y meslant un peu d'huile le d'Aspic, qui s'évapore aussi-tost, mais qui sert à les faire couler, et les rend plus maniables en travaillant. Ce qui fait aussi que les couleurs ne conservent pas quelquefois longtemps leur beauté, c'est quand le Peintre les tourmente trop en traivaiIlant, car estans brouilIées, il s'en trouve qui alterent, et corrompent les autres, et en ostent la vivacité. C'est pourquoy on doit les employer proprement, et coucher les teintes chacune à sa place sans les mesler trop avec le pinceau ou la brosse et prendre garde à ne pas détremper ensemble les Couleurs qui sont ennemies et qui gastent les autres comme font les noirs, particulièrement le noir de fumée, mais Ies employer à part autant que l'on peut."
N.B. Zie ook blz. 410 e.v. voor een overzicht van pigmenten voor het schilderen met olieverf.

Opvallend is dat Nicolas Poussin, net als Quellinus (zie verderop op deze pagina) veel waarde hecht aan gebruik van heldere kleuren, liefst in hun direkte onvermengde vorm. Hij had een voorkeur voor prismatische kleuren in schilderijen, gebaseerd op natuurkundig onderzoek naar lichtbreking. Poussin verlevendigt de kleurvlakken in zijn schilderijen (meestal toegepast in de vorm van kledingdraperieën) door tonaliteitsvariatie in licht- en schaduwweergave op de stoffen.
De tekenkunst is bij Poussin de moeder van de schilderkunst. Hij maakte veel voorstudies voor zijn schilderijen in pen en inkt. Voor de meer ingewikkelde schilderijen maakte hij een theaterachtige kijkdoos (boîte optique) of maquettes (des maquettes modelées, M. Léopold Delisle. 1678), waarin hij in was gemodelleerde mensfiguren en architectuur op een kwadranten netwerk  plaatste, en die hij bestudeert door middel van openingen die het mogelijk maken om te spelen met lichtval en de plaatsing van elk element. Hij gebruikte ter voorbereiding van zijn werken een theatrale mise en scène. Zie daartoe bijgaande URL van een film uitgebracht door het Louvre over Poussin met o.a. het modelleren van zijn figuren (vanaf 8min50), de opstelling ervan (vanaf 9min15) , schetsen (vanaf 9min50) en schilderij-opbouw (vanaf 13min45) en zijn kleurenpalet (vanaf 14min22) van Poussin (Russisch ingesproken) enz.
In de eerste fase van dit proces, waren de beeldjes die Poussin gebruikte van was en ongekleed. Zij dienden om de kunstenaar te helpen bij zijn weergave van de menselijke anatomie.
Vervolgens verving Poussin, om de plaatsing van de figuren te kunnen variëren, de kleine naaktfiguren door grotere, gekleed in gewaden en stoffen mantels. Deze methode van werken is min of meer verantwoordelijk voor een groot deel van de stijve, theatrale figuren in Poussin's schilderijen, evenals de vaak theater- en doosachtige ruimte. Mogelijk gebruikte hij deze werkwijze om zijn opdrachtgevers te betrekken bij het proces van het maken van het schilderij.
Van de opstellingen maakte hij meestal (gewassen) pentekeningen. Als de opstelling/ compositie eenmaal vast stond, prepareerde Poussin zijn drager en bracht daaroverheen een onderlaag aan, vaak bruin, soms wit. Vervolgens werkte hij de voorstelling rechtstreeks uit in verf zonder voorbereidende tekening op het doek. In de uitwerking week hij zo nodig af van de voorbereidende tekening. Toch zijn er ook schilderijen van hem bekend waarop heel duidelijk een onderliggende schets in omber op het doek is aangebracht ("Armida ontvoert de slapende Rinaldo").

Poussin werkte in 1623 in tempera bij het maken van een zestal studies ter verkrijging van een opdracht van de Jezuïten over de levens van de heiligen Ignatius van Loyola en François Xaverius. Vier van deze cartons zijn voor het laatst gesignaleert in het Collège Louis-le-Grand in Parijs in 1749 en zijn nu zoek.
"De grote vaardigheid die hij had verworven in het temperaschilderen maakte het hem mogelijk in één week tijd, zes schilderijen te produceren, die, hoewel ze nog niet tot in détail waren uitgewerkt, werden uitverkoren vanwege de kwaliteit van hun ontwerpen en levendigheid van uitdrukkingen vergeleken met die van zijn concurrenten." (Louis Poillon. Nicolas Poussin, étude biographique, 1868).
De ondergronden van zesentwintig schilderijen van Nicolas Poussin zijn bestudeerd. Hun kleur en chemische samenstelling kan worden in verband worden gebracht met de loopbaan van de kunstenaar. Tijdens zijn eerste verblijf in Rome, voerde Poussin zijn werk uit op bruine gronderingen bestaande uit krijt en bruine aarde pigmenten. Tijdens zijn korte verblijf in Parijs gebruikte hij een rode grond met een samenstelling vergelijkbaar met die gebruikt door alle Parijse schilders van die tijd. Na zijn terugkeer naar Rome en voor de rest van zijn loopbaan, prepareerde Poussin zijn doeken met rode oker, met uitzondering van de landschappen, waar hij bruine gronden bleef gebruiken. (Duval, Alain R., Techne, 1994. pp 35-41)

Zie - Cambry, Jacques (1749-1807) : Essais sur la vie et sur les tableaux du Poussin / par le c[itoy]en Cambry,... Éditeur : impr. P. Didot l'aîné (Paris), Date d'édition : 1798, blz 31.

Klik op de hiernavolgende link voor een voorbeeld van een gemoedstoestand oproepend landschapsschilderij van Poussin uit 1650-1651 "Landschap bij rustig weer" Er is ook een pendant uit 1652 in de vorm van "Landschap bij stormachtig weer".  Poussaint schilderde beide werken voor de Parijse koopman Jean Pointel.


Avigdor Arikha: DE TECHNIEK VAN POUSSIN
De doeken van Poussin's werden meestal geprepareerd met een voorlijm-laag bestaande uit [konijnen- of caseïne-]lijm, waar hij een laag rode of bruine oker [temperaverf?] op aanbracht. Men gaf dat deze gronderingslaag de naam imprimatura. Poussin gebruikte tempera voor zijn eerste werken, maar na 1620 nam hij van Titiaan de Venetiaanse wijze van gronderen [met olieverf] over. Of beide techniek werden gecombineerd: tempera en olie.
Het begon met de voorbereiding van de imprimatura (de gekleurde ondergrond), die niet te vet zou moeten worden. Hem werd aangeraden gewone vernis te nemen, dat wil zeggen, notenolie en mastiek (mastiek hars). De imprimatura werd beschouwd als een "bed voor de andere kleuren" ("un letto co si per cagione dell'ajuto degli altri colori ").
Armenini (Giovanni Battista Armenini or Armanini (1530–1609)) gaf in zijn De veri precetti della pittura de aanbeveling om op de imprimatura de concepttekening of abozzo (l'ebauche) uit te voeren. Volgens de Venetiaanse methode werd de ontwerpschets of abozzo uitgevoerd in tempera, uitgaande van gelijke delen, een ei en een deel olie vermengd met een deel loodwit. Deze methode stond een grote snelheid van werken toe en bood de mogelijkheid daarna zoveel lagen Velatura (glacis) aan te brengen als men wenste. Titiaan zou gezegd hebben: "Velatura, trenta o quaranta" (glacis, dertig of veertig lagen). De magere voorschets maakte het ook zelfs mogelijk zowel glacislagen aan te brengen als doorschijnend wit pigment te laten zien, alles zonder angst voor een negatief chemisch effect. Bij onderzoek met X-stralen, hebben sommige schilderijen van Poussin een ondertekening laten zien die uitgevoerd is met de woede van de duivel ("furia dell'diavolo") volgens Cavelier Marin (1569-1625). Hij was een beroemde Italiaanse dichter, een van de eerste beschermheren en weldoeners van Nicolas Poussin; hun eerste ontmoeting is in 1623 in Paijs. Die [de ondertekening] van de verkrachting van de Sabijnse Maagden (1635, Louvre), werd bijvoorbeeld snel uitgevoerd met een harde ronde kwast. Opvallend is dat aan de samenstelling en plaatsing van bijna geen enkel onderdeel nadien iets is gewijzigd. De onderdelen zijn hooguit wat verschoven.
Het palet van Poussin was vrij beperkt. Het omvatte blauw (azuriet of natuurlijk kopercarbonaat), lapis lazuli, gele oker, rode oker (klei en oxides van ijzer of magnesium), massicot (protoxide - loodgeel), omber, naturel of gebrand (natuurlijke bruine aarde of Sienna), vermiljoen (kwiksulfide), menie (lood tetroxyde), groene aarde, roet en loodwit.
Om schaduw aan te geven gebruikt Poussin niet hele donkere tinten, maar meer warme, in navolging van het Venetiaanse colorisme (koloriet). Hij geeft de schaduw bij vermiljoen niet weer met donkerrood van kraplak, maar met rode oker. Zijn kleurgebruik (chromatisme) berust dus niet op het clair-obscur, de verdeling van licht- en schaduwpartijen/ chiaroscuro, maar het koude en het warme, de antinomie (paradox / tegenstelling) van rood en blauw. Hoewel hij het clair-obscur had gemoduleerd (aangepast) tempert hij het met mate. Zoals in de uitvoeringsvorm van gebrandschilderde ramen, werden zijn harmonieën gedomineerd door een gelijkschakeling van de intensiteiten.
Bovenstaande tekst over de Techniek van Poussin is vrij vertaald naar een fragment uit een PDF-file: Avigdor Arikha, Réflexion sur Poussin, 1929

Otto Grautoff: Beschrijving van technische kenmerken van een werk van Nicolas Poussin.
Ontleend aan: Otto Grautoff, "Nicolas Poussin - sein Werk und sein Leben" , 1914, München und Leipzig bei G. Müller. (deel I) - Vierzehnter Exkurs
POUSSINS MALTECHNIK
Beweinung Christi -1629
Grundierung der Leinwand: braunrot. Am beschädigten Rand des Bildes deutlich erkennbar. Im Schatten der Stirn und der Felsenpartie noch sichtbar. Die Aufzeichnung muß mittels weißer Kreide geschehen sein, die während der Malarbeit naturgemäß verschwindet. Anlage: Himmel und Hintergrund mit halb deckender Antuschung begonnen, dann die Lichter deckender, d. h. dicker (impostant) aufgetragen. Auch die Figuren sind erst leicht angetuscht (in den Lokalfarben auch die Ge wänder). Die Fleischpartien scheinen in einer Art Grau-in-Grau-Manier untermalt und dann farbig übergangen zu sein. Beim Kopf der Madonna deutlich zu sehen, wo die Fleischlasur verputzt ist. Die Gewänder sind, auf die erste Antuschung mit Lokaltönen zumeist prima gemalt, in den Schatten dünn, im Licht dicker. Der Grund scheint mitunter auch hier noch durch (z. B. beim roten Gewand der Madonna.) Das Weißzeug (Leinen, auf dem der Christuskörper liegt) sehr locker mit flüssiger Farbe (Ölverdünnung). Die Lichter entsprechend dicker aufgesetzt und der Ferne gemäß gegen den Mittelton übergehend vermalt. Das weiße Gewand der Magdalena hat warme Lasuren im Schalten. Christuskörper (fahlgrauer Fleischton) ist aus dem dunklen Mittelton halbdeckend herausmodelliert, bei den Übergängen in die schon trockene Farbe hinein gemalt. Zu diesem Bild ist Ölfarbe verwandt. Auch die Grundierung ist Ölfarbe.
========================================

De Rome, le 24 mai 1648.
Fragment van brief aan A M. DE CHANTELOU, CONSEILLER ET MAITRE D'hotel ORDINAIRE DU ROI, A PARIS.
In dit fragment wordt vermeld dat Poussin een eerste schetsopzet voor een schilderij in opdracht op een paneeltje van cypressenhout uitvoerde.
Waarschijnlijk in temperaverf of olieverf. Het betreft een eerste schetsopzet voor één van de schilderijen van de Zeven Sacramenten.
Vertaling:
288 BRIEVEN
Ik heb voor het schilderij van M. uw broer [...Paul Fréart de Chantelou...] een eerste schetsopzet gemaakt, en ik doe mijn best om het deze zomer af te maken;
Het is uitgevoerd op een klein paneel van cypressenhout:
schrijf me, alstublieft, aan wie u wilt dat ik het toestuur en hoe ik het adresseer, wanneer het klaar zal zijn.
Zoals altijd, Mijnheer, uw zeer onderdanige, etc..
POUSSIN.
=========================================


Korte toelichting bij een doek van: Angelo Caroselli, 1585–1652 ‘De Plaag van Ashdod (naar Poussin)’, 1631, Olieverf op doek, 129 x 204.5 cm. NG165 op een tentoonstelling over "Fakes, Mistakes and Discoveries" in de National Prenten_Prints in 2010
Het schilderij van Caroselli is bijna een exacte en gelijktijdige kopie naar Nicolas Poussin's ‘De Plaag van Ashdod’ uit ongeveer 1631 (Musée du Louvre, Paris).

Materialen en technieken
De materialen en technieken waarmee Caroselli werkte zijn vrij algemeen voor 17e-eeuwse Italiaanse schilderijen, met uitzondering van een ondoorzichtig fel geel, gebruikt in de draperie van de figuur die een gestreepte toga draagt. Röntgendiffractie-analyse identificeerde dit als een lood-tin-antimoon geel, een relatief zeldzaam pigment hoofdzakelijk voorkomend in schilderijen geproduceerd in Rome in de 17e eeuw.
Na verloop van tijd hebben toegenomen transparantie van de olieverf, kleurverandering van instabiele pigmenten en een grotere overheersing van de donkere grond, de balans van de kleuren in het schilderij van Caroselli 's veranderd. Smalt bijvoorbeeld (een blauw pigment gemaakt van glaspoeder gekleurd met kobaltoxide), werd gebruikt in het gebladerte en landschap, vermengd met groene aarde. Door de eeuwen heen is het smalt afgebroken, wat maakt dat deze gebieden er verbleekt en wazig uitzien, terwijl de grotere transparantie van de donkere delen van de figuren en hun draperiën het schilderij een nogal ingeschoten aanblik hebben gegeven. (oorspronkelijke Engelse tekst van Marjorie E. Wieseman)
=====================================

OPBOUW VAN EEN SCHILDERIJ IN LAGEN VOLGENS DE 17e EEUWSE ATELIER TRADITIE
- drager

doek (toile) meestal van linnen (fijn voor portretten, grover voor landschappen) of een paneel (eikenhout, cypressenhout enz.)
- lijmlaag

meestal bestaande uit met een mes (couteau, coltello - zie Armenini) in dunne lagen aangebrachte (gestolde of gestokte) konijnenlijm of caseïne op één zijde van het al opgespannen doek op een spieraam. Daaarmee wordt voorkomen dat er lijnolie uit de bovenliggende lagen in contact komt met de drager.
- imprimé
  of
  imprimure

een witte grondlaag daaroverheen (bestaand uit een papje van fijn krijtpoeder, gestokte konijnenlijm of caseïne en lijnolie in een bepaalde verhouding, zie Doërner); deze laag vormt een barriëre tussen het doek en de olieverflagen en dient ook om de kleur van het linnen/ doek te maskeren. De streken worden per laag (couche) in dezelfde richting aangebracht en per laag haaks op de vorige. Als alle lagen gedroogd zijn dient de bovenzijde voorzichtig glad geschraapt te worden. (primuursel)  Eventueel kan deze laag met een dunne laag schellakoplossing worden gefixeerd. Bijv. paneeltjes die voor het buitenschilderen een te zuigende grond hebben kunnen zo minder stroef en minder zuigend worden gemaakt.
- ébauche,
   esquisse,
   verdaccio
   doodverf
de op de grondlaag aangebrachte tekening of schets kan worden vervaardigd met houtskool, krijt (eventueel gefixeerd, vernist) of geschilderd met olieverf bijv. omber of gebrande sienna of geschilderd in tempera. De ondertekening kan worden aangebracht als ontwerptekening, ontwerpschets (ébauche, esquisse) of als onderschildering in doodverf, verdaccio (monochroom groene onderschildering). Het schilderij is in dat laatste geval in het doodverfstadium.
- imprimatura
  of
  primuursel,
  grisaille
een dunne vernisachtige (soms lokale) laag (wassing) over het doek incl. de tekening of schets; deze laag dient als middentoon voor het schilderij (vergelijk getint papier dat als tussentoon dient bij krijttekenen); en als scheidingslaag/  isolatielaag tussen ondertekening/ olieverfschets en latere vervolglagen. Deze isolatielaag bestaat uit een mengsel van een vernis/siccatief, terpentijn (geen terpentine) en wat olieverf   (Rubens: okerkleurige wassingen, Poussin: roodbruine wassingen, later worden deze wassingen steeds donkerder en/of grijzer).  Op deze manier ontstaat een soort grisaille. Soms wordt deze bewerking slechts lokaal, voor afzonderlijke partijen, doorgevoerd. 
Dit tussenstadium maakt het mogelijk dat een toekomstige koper nog voorkeuren kenbaar kan maken voor de kleuren die in de volgende laag, de impastolaag, worden aangebracht. Vgl. Armenini: DE' VERI PRECETTI DELLA PITTVRA, 1587, blz 125

- impasto
de laag waarin dekkende (opake) kleuren worden aangebracht om het verhaal van de voorstelling weer te geven; in deze laag kunnen donkere partijen en hoge lichten worden aangebracht. Poussin gebruikt hier heldere, vaak prismatische, kleuren
- glacis
de glaceringen komen in de derde en bovenste laag, soms is een glacis (transparante kleurlaag) één laag dik, soms bestaan glaceringen uit meerdere lagen over elkaar heen; ze worden vooral gebruikt om de kleur en de intensiteit van het licht in een voorstelling aan te geven en elementen zo te modelleren dat ze er driedimensionaal uitzien (volume bezitten). Op deze wijze bereikt Poussin bijv. een lichteffect analoog met glas in lood ramen. In de tijd van Poussin is het in de mode om helder rood, blauw en geel op de voorgrond te plaatsen en/of rood en blauw tegen elkaar aan te zetten.
N.B. Iedere vervolglaag mag pas worden aangebracht als de voorgaande droog is.
Geraadpleegde literatuur o.a.: doctoraalscriptie (2005) van Nico van Hout


alinea


Roger de Piles (1635-1709): 1684

roger de piles   

 18e eeuwse palet opzet voor olieverf door Roger de Piles

19e eeuwse litho (eigen collectie auteur), voorstellende Roger de Piles, naar een gravure van Bernard Picart (1673-1733) uit 1704. Onderaan de litho staan de volgende vermeldingen: Reymond Del. - Lith. de E. Bussiere. De litho komt uit het boek: Le Nivernois, Album Historique Pittoresque - S.B.F. Barat, Bussière , deel 2, 1840. DE L'IMPRIMERIE DE N. DUCLOS ET FAY,  A NEVERS,  op blz. 183 als bladvullende illustratie.

Naast het portret: Opzet van 17e/ 18e eeuws olieverfpalet (basiskleuren overwegend gebaseerd op aardpigmenten (1 t/m 8)) volgens Roger de Piles (overl. 1709)  in figuur 8 uit zijn boek: Les Elémens de Peinture pratique (1767) .
1e druk: 1685.  Hoewel het palet een lichte ondergrondkleur lijkt te hebben is dat bij de hierna genoemde houtsoorten duidelijk (licht)bruin als het met notenolie is ingewreven. Een palet werd in de 17e eeuw niet gevernist.

Roger de Piles beveelt een palet van peren- of appelhout aan. Zelden wordt notenhout gebruikt omdat dat nogal krom trekt.  ("Le bois de la palette ne doit point être poreux, mais uni &c fort plein : on se sert ordinairement de poirier ou de pommier, & rarement de noyer, à cause qu'il se tourmente trop. On en fait aussi de bois extrêmement durs que l'on tire des Indes & des habitations de l'Amérique, comme de bois du Brésil, de gayac,de corail, Sec, mais elles font très cheres.").
Het palet dient te worden ingewreven met notenolie.  ("Pour que les palettes soient en état de servir, il faut les imbiber avec de l'huile de noix ou quelqu'autre qui soit siccative, trois semaines ou un mois auparavant, à plusieurs reprises, à mesure que l'huile se seche, & jusqu'à ce qu'elle ne s'imbibe plus dans le bois, autrement la couleur entreroit dedans & feroit des taches. Enfin l'huile étant bien seche, le dessus de la palette doit être poli, après avoir été ratissé avec le tranchant d'un couteau., & frotté d'un linge avec un peu d'huile de noix ordinaire.")

Bij het schilderen met olieverf in de 17e en 18e eeuw wordt vaak op een lichte, naar het grijs neigende grondlaag gewerkt.  (Roger de Piles: ".....fonds imprimez à huile, d'une tinte démie-teinte douce, c'est-à-dire, entre le clair & l'obscure, parce que les couleurs que l'on y met en peignant sont d'abord leur effet: mai quand on sera plus avancé, il sera bon de s'accoûtumer aux toiles d'une couleur plus clair, & tirant sir le gris, parce que les couleurs s'y conservent plus fraîches.")

Er worden in ieder geval  acht basiskleuren olieverf gebruikt. Deze verfkleuren zijn (vertaald naar onze tijd omdat bepaalde kleuren niet algemeen beschikbaar zijn of giftig):
1. Gemengd wit (JCdH) (le blanc de plombe, n.b. vanwege de giftigheid van loodwit tegenwoordig vervangen door gemengd wit (titaanwit+zinkwit)),  2. Gele oker (l'ochre jaune), 3. Roodbruin (le brun rouge bijv. sienna (JCdH)). 4. lak(rood) (licht/ JCdH) (la laque, carmine). 5. Sapgroen (le stil de grain op krijt als kleurstofdrager, zie sapgroen). 6. Groene aarde (la terre verte). 7. Omber (gebrand (JCdH))(la terre d'ombre), 8. Beenderzwart (le noir d'os) en 9. Ivoorzwart (en le noir d'ivoire). 

Bijv. blauw komt in dit palet met "hoofdkleuren" niet voor. Een blauwig grijs kan men echter maken door optische menging: transparant wit over zwart (glaceren). Zo werkt lichtgele oker in een aardkleurenomgeving zelfs als een helder geel en is groen in deze omgeving ook aan te maken door een weinig zwart aan gele oker toe te voegen.
De Piles noemt de acht/ negen kleuren op bovenstaand palet de "Couleurs Capitales". In de praktijk zijn deze basiskleuren in zijn tijd als "vessies" (olieverfbuiltjes) bij de Marchands des Couleurs kant en klaar te koop. De Piles raad aan de lichtste kleuren het dichtst bij het duimgat van het palet te plaatsten. De toonwaarden van de basiskleuren vormen zo tevens een reeks van licht naar donker.

Het complete palet ziet er als volgt uit:
Boven aan de rand de "huit couleurs capitales" en A, daaronder de groepen B, C, D en E.
complete palet volgens Roger de Piles

De aanvullende kleuren in de groep
- A. roden (Vermiljoen, Rode oker) -  bijv. Vermiljoen vlakbij/ rechts van het Loodwit ivm. mengen huidkleuren,
- B. gelen (Lood-tingeel  (=massicot geplaatst onder gele oker en onder wit en vermiljoen), Napels geel, Gele oker, Orpiment/ Realgar)
- C. extra laque fine onder nr. 4 (karmijn, cochenille als hoofdbestanddeel)
"Laque fine. La laque ou lacque est une gomme résineuse, qui a donné son nom à plusieurs especes de pâtes seches, qu'on emploie également en huile & en miniature. Celle qu'on appelle laque fine de Venise est faite avec de la cochenille mesteque, qui reste après qu'on a tiré le premier carmin: on la prépare fort bien à Paris, & l'on n'a pas besoin de la faire venir de Venise: on la forme en petits throchisques rendus friables de couleur rouge foncé." Dictionn. de Commerce.
- D. blauwen (Lapis lazuli, Pruisisch blauw, Indigo, Smalt en Blue de cuivre) en groenen (Terre verte, Verte mixte (sapgroen en/of stil de grain aan krijt gebonden met behulp van aluin), Vert de cuivre).
Al deze verfkleuren (A t/m D) maakt men zelf aan met lijnolie en voegt men toe aan het palet, afhankelijk van het deel van het schilderij waaraan men bezig is.
- E. onderste helft van het palet met voorbereide verfkleuren (mengtinten) voor direkt gebruik.

Roger de Piles adviseert notenolie als medium en natuurlijk siccatief te gebruiken. ( "Elemens de Peinture", Amsterdam, Leipzig & Paris 1767, I part, p. 138)
N.B. In de tijd van Roger de Piles was het gebruikelijk om als slot-vernis eiwit te gebruiken. Dit werd aangebracht met een spons op het doek of het paneel.
alinea


Enkele initialen van Abraham Bloemaert




N.B.ook na de Bloemaert tentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht
wordt op deze website speciale aandacht besteed aan de materiaal-technische
achtergronden van de 17e eeuwse teken- en schilderkunst in Nederland.
Zie daartoe bijgaande link.



alinea

Willem Beurs (Dordrecht 1656 - Zwolle 1713): 1692

Willem Beurs, palet voor vleeskleuren, 1692
Paletopzet (reconstructie) met indeling van de
olieverfkleuren voor het schilderen van " 't kolorijt van een Leevendige Menfche", Beurs, 1692, blz. 186: 13 temperingen (mengkleuren)

  1. Ligten oker en (lood) wit
  2. Ligten oker vermilioen en wit
  3. Ligten oker vermilioen lak en wit
  4. Vermilioen en wit
  5. Lak en wit
  6. Koolswart en wit
  7. Koolswart, lak en wit
  8. Omber en lak
 9. Omber,  beenswart en lak
10. Terreverde en wit
11. Terreverde , swart en wit
12. Lak en swart
13. Ligte schijtgeel, lak en bruinrood  

Kleuren na reductie van de lijst hiernaast:
- Loodwit
- Gele oker
- Vermilioen
- Lak
- Koolswart
- Omber
- Beenswart
- Terreverde  
- Ligte_schijtgeel     
- Bruinrood

Bovenstaande lijst vertoont veel  overeenkomst met de kleuren  op  het palet van Roger de Piles


Willem Beurs heeft e.e.a. beschreven in zijn boek:   "De groote waereld in ‘t kleen geschildert, of schilderagtig tafereel van ‘s Weerelds schilderyen. Kortelijk vervat in Ses Boeken. Verklarende de hooftverwen, haare verscheide mengelingen in Oly, en der zelver gebruik. Omtrent de meeste vertoningen van de zightbare nature. Leersamelijk den liefhebbers en leerlingen der Ed. Schilderkonst medegedeelt van Wilhelmus Beurs, Schilder, 1692". Op blz. 16 vermeldt hij tav. de olie waarmee de verf wordt aangemaakt lijnolie ("lijnfaatoly") en als olie om de verf mee te verdunnen een heldere drogende olie  ("een klaaren droogenden oly").  Op blz. 8 worden drie soorten olie vermeld:  "Als ze nu droog genoeg is, vryft-men die in de befte papaver oly, die de Noot-oly, Lijnfaat-oly en andre bekenden overtreft; waarna men ze in een rein Schulpie of kommetje doet, en er fchoon water opzet, om niet te verdroogen; en dus kan men ze goed houden;om als 't noodig is, gebruikt te werden."
Op blz. 12 is sprake van een "klaare droogenden oly" en op blz. 15. "De befte Lak is d'opregte  Florentynfche, van Cochenille gemaakt, die, als ze in lijnfaat oly gewreven is, en op een glas geftreken wordt haar zelven gloejende rood vertoont.".
Verder op blz. 15: "De Koftelijkfte blaauwe verwe alhier werd geagt Ultramarijn: Maar men behoeft'er daaróm zijn trony niet van te laten Schilderen. de befte is, die fijn en bruin is, zy werd in lijnfaatoly, hoe witter, hoe beter, getempert. De Smalt moet dezelve deugt·en proeve hebben, als de Ultramarijn; gelijk als mede de Duitfche en  Engelfche as. Maar men handelt op een byzondere wyze met den  Indigo, die men de paarfte flukken met witte ftippelen uitzoekt, en dan vrijft in lijnfaatoly, waar na men ze in een Potje fchoon water doet, daar ze een half uire hebbende in gekookt, onverfterfelijk blijft. Als men ze daarna gebruikt, zoo moet men ze met klaren droogenden oly temperen."
Bij het preparen van een eikenhouten paneel schrijft Willem Beurs voor om "spijk-oly" voor de achterzijde te gebruiken. (blz. 19).  Over de krijtlaag brengt men de "grond" aan die dient te bestaan uit:  ".....Hier na vrijft men omber met lootwit heel dik in oly, en men doet dat met een mes voor d'eerfte maal op 't Panneel, dan ftrijkt men 't glad met de hand tot 3 à 4 maalen, na dat men 't glad begeert, en dus is 't bequaam voor een beeldfchilder: maar voor een landfchapfchilder neemt men fwart met lootwit gemengt. ....."  ( JCdH: Spijkolie is een natuurlijke olie, verkregen uit de Lavendula Spica. Spijkolie wordt gebruikt om "voor de wormen bevrijt te zijn").
"Schoone Florentijnse lak" is heel geschikt om ermee te glaceren of "laxeren".

alinea

Simon Eikelenberg (ca. 1700)
Manuscript: "Aantekeningen over Schilderkunst"

Simon Eikelenberg: ill. van een paletopzet in Aantekeningen over Schilderkunst

In het handschrift uit ca. 1700 van Simon Eikelenberg 
(1663-1738) staat het volgende geschreven op het afgebeelde palet bij de verfkleurposities (van links naar rechts en van boven naar beneden):

op't Pallet leijt men de veruw Aldus

 - Osseswart
 - Lampswart
 - Koolswart)
 - Omber 
-  Dicipili / bruind / noch bruijnder / noch bruijnder)

 - Bruijnoker
-  Schijtgeel

 - Geeloker
 - (Blij-)Wit
 - Fermiljoen,  Bruijn root, Lak
 - Carmozij, Wat roder, Wat bruijnder

Het handschrift bevindt zich in het Regionaal Archief Alkmaar.
Zie voor meer informatie de webpagina over Simon Eikelenberg van Kees Kaldenbach.
en Kees Kaldenbach  https://kalden.home.xs4all.nl/verm/vermeerperception8.html


alinea

Antoine Watteau (1684-1721): 1721
De pigmenten die op de schilderijen van Antoine Watteau voorkomen zijn:
Blanc (Witten)

Bleu (Blauwen)
Rouge (Roden)
Jaune (Gelen)
Vert (Groenen)
Brun (Bruinen)
Noir (Zwarten)
Blanc de Plomb                               
Lapis-lazuli, Bleu de Prusse, Indigo, Smalt, Bleu au Cuivre
Vermilion, Ocre rouge, Laque rouge
Jaune de plomb et d'étain, Jaune de Naples, Ocre jaune
Terre verte, Vert mixte, Vert au Cuivre
Brun rouge, Stil de grain (laque organique brun-jaune), Terre de ombre
Noir d'os (beenderzwart), Noir de carbon (koolstof)

Watteau heeft bovenstaande kleuren gebruikt (volgens onderzoeksverslag in TECHNE 2009-10, p. 37-51). Zeer waarschijnlijk heeft hij de paletindeling van Roger de Piles gebruikt.

N.B. De cursief aangegeven kleurnamen zijn aanvullingen gebaseerd op de acht/negen "Couleurs Capitales" die bij Roger de Piles zijn vermeld.

M. le Comte de Caylus, amateur (liefhebber) heeft de volgende, enigzins chargerende, uitspraak gedaan over de manier van schilderen en het palet van Watteau:
"Wateau, pour accélérer son effet et son exécution, aimoit à peindre à gras. Cette manœuvre a eu toujours beaucoup de partisans, et les plus grands maîtres en ont fait usage. Mais pour l'emploier avec succès il faut avoir fait de grandes et d'heureuses préparations, et Wateau n'en faisoit presque jamais. Pour y suppléer en quelque façon, il étoit dans l'habitude, quand il reprenoit un tableau, de le frotter indiférement d'huile grasse et de repeindre par dessus. Cet avantage momentané a par la suite fait un tort considérable à ses tableaux: à quoi a encore beaucoup contribué une certaine malpropreté de pratique qui a dû faire tourner ses couleurs. Rarement il nettoïoit sa palette et étoit souvent plusieurs jours sans la charger. Son pot d'huile grasse dont il faisoit un si grand usage, étoit rempli d'ordures et de poussière et mêlé de toutes sortes de couleurs qui sortoient de ses pinceaux à mesure qu'il les y trempoit. Combien cette manière de procéder n'étoit-elle point éloignée des soins extraordinaires qu'ont pris certains peintres Hollandois pour travailler proprement !".

alinea



Jean-Baptiste Oudry (1686-1755): 1749
In de 18e eeuw schildert men meestal op een licht getinte ondergrond (vgl. halftoon papier voor rood-krijttekenen). Oudry, zoon van een academieschilder en twee jaar jonger dan Antoine Watteau, geeft in zijn lezingen voor de Franse Koninklijke Academie in 1749 en 1752 o.a. de volgende adviezen aan studenten:

"Pour bien faire, il faut donc commencer par charger votre palette de toutes les couleurs qui ont cours. Je dis toutes, parce qu'il n'en est point d'inutiles lorsqu'elles sont employées à propos. Vous dirai-je qu'il faut ne délayer qu'avec de l'huile grasse la laque, les stils de grains et les noirs, et qu'il faut détremper les orpins avec de l'huile grasse toute pure? mais non, vous savez cela, et pour toujours. Ayant posé vos couleurs entières, depuis le blanc jusqu'au noir, faites cinq ou six teintes claires: pour des demi-teintes, faites-en le plus que vous pourrez, parce qu'elles ne veulent point être fatiguées avec le pinceau, et ne produisent jamais plus d'effet qu'employées dans toute leur pureté. Et quant aux teintes brunes, faites-en ce que vous croirez en avoir besoin, observant que toutes ces teintes soient faites avec le couteau et non pas avec le bout du pinceau, ce qui est une pratique défectueuse, sujette à faire changer l'ouvrage. Rangez vos teintes par gradation, afin de mieux évaluer le ton de chacune et le comparer à celui des autres. Que dans vos brosses et vos pinceaux il ne reste pas la moindre goutte d'huile, et qu'ils soient bien essuyés: la propreté est essentielle dans tout cela, et même dans toutes vos opérations. Elle donnera à vos ouvrages une fraîcheur et une durée, et à vos personnes, comme à votre profession, un air de décence où la qualité opposée est extrêmement nuisible."

Hij adviseert ook na het aanbrengen van de grondlaag een eerste schetsopzet (ébauche) aan te brengen in halftinten (dun aangebracht met olieverf). Het is verstandig daarna enkele dagen te wachten tot deze schetsopzet droog is (JCdH: je ziet je opzet dan ook weer met andere ogen). Daarna brengt men een zeer dunne vernislaag op terpentijnbasis aan over de opgezette schets in olieverf. De onderste laag (mager) wordt daardoor gescheiden van de later uit te werken kleurvlakken in olieverf in de bovenste laag (vet). Men kan dan kleurvlakken in de toplaag gemakkelijk aanpassen mits men de olieverf in de bovenste laag niet met terpentijn verdunt maar met bijv. lijnolie of notenolie. Mogelijk heeft hij die werkwijze aan Watteau ontleend.

Oudry zelf geeft geen informatie over de samenstelling van zijn tussenvernis. Wel geeft hij aan dat de tussenvernis terpentijn bevat. Mogelijk is het een vernis op basis van Copal of Damar (Dammar) geweest. Die harsen werden in de 17e eeuw vaak gebruikt. Damar komt voor op de goederenlijsten van de VOC. Het onderzoek van het Getty Museum geeft geen uitsluitsel over de gebruikte harssoort.  Zie ook:
Traditionele kunstenaars-vernissen

alinea



William R. Hogarth (10 november 1697, Londen - 26 oktober 1764, Londen): 1757/1758
Op twee zelfportretten van Hogarth staat hij afgebeeld met een schilderspalet. Op een  zwartwit-gravure uit 1801 zien we hem met een palet waarop zeven kleuren staan aangeduid. De gravure is getiteld "Gulielmus Hogarth by T. Cook after William Hogarth".  Een schilderij van Hogarth uit 1745 (William Hogarth, Painter and his Pug, 1745)  ligt aan de gravure uit 1801 ten grondslag. Op het palet op zijn eigen schilderij zijn geen kleuren op het palet te zien. De aanzet tot het aantal van zeven kleuren treffen wel aan in zijn boek: "The Analysis of Beauty"  uit 1753.  Op zijn schilderij uit 1757/1758 (Hogarth Painting the Comic Muse)   heeft hij zichzelf uitgebeeld, zittend voor zijn schildersezel met de voorschets op het doek. Thalia is de muze van de "Komedie". In zijn linkerhand houdt hij een donkerbruin gekleurd palet vast. Op dat palet staan van rechts naar links de volgende olieverfkleuren opgezet:  Flake white, vermilion red, red ochre, red lake (niet goed zichtbaar - donker rode kleur - gaat schuil achter paletmes),  yellow ochre, Naples yellow,  Prussian blue/ ultramarine, ivory black (bone black).
In relatie met de gravure en de daarop afbeelde reeks is het aannemelijk dat er op het schilderij de kleur red lake (bijna net zo donker als het hout van zijn palet) achter zijn penseel schuil gaat. De reeks van zeven kleuren wordt bevestigd door onderzoek dat is verricht door David Bomford and Ashok Roy (zie "David Bomford and Ashok Roy: Hogarth's 'Marriage à la Mode' History, condition and treatment, National Prenten_Prints Technical Bulletin Volume 6, 1982".)


reconstructie olieverfpalet Hogarth
Reconstructie van olieverfpalet van William Hogarth uit 1757/58 door JCdH.

Opvallend is het ontbreken van groen pigment op onderzochte schilderijen door David Bomford en Ashok Roy.  Op de kleurenfoto lijkt die kleur er wel te zijn.  Links van Napelsgeel is een dotje verf te zien dat groenig lijkt.  Daarnaast een dotje verf dat blauw lijkt.  Dan missen we echter de  kleur zwart.  De kleur groen  moet ontstaan uit menging van Napels geel en/of gele oker met Pruisisch blauw en/ of ultramarijn.  Mogelijk is dat groene dotje een verwijzing naar het mengen van de kleur groen. Hogarth schilderde op tevoren geprepareerde doeken die door een leverancier waren voorzien van een grondtoon in grijs. Deze doeken waren bedoeld voor het maken van portretschilderingen.  Hij zette de voorstelling van zijn schilderij schetsmatig op in dunne lijnen met wit krijt en roodbruin krijt. Sporen van die krijtkleuren zijn tijdens onderzoek door Bomford en Roy aangetroffen. Mogelijk heeft Hogarth over de voortekening of ondertekening  een dunne (tussen)laag vernis op terpentijnbasis aangebracht alvorens verder te gaan. Per onderdeel/ figuur werden daarna contourlijnen in lichte olieverflijnen aangebracht in tinten die tussen de uiteindelijke kleur en de grijze ondergrond in pasten. Aangenomen kan worden dat hij van de werkwijze van Jean-Baptiste Oudry op de hoogte was want hij had aantoonbare contacten met Parijse graveurs.  In 1743 is hij zelf in Parijs geweest.

alinea

Joshua Reynolds  (1723-1792): 1769
In de eigen aantekeningen van deze schilder komen we de volgende informatie over een paletopzet tegen die hij op 17 mei 1769 gebruikt bij het schilderen in olieverf.
In het jaar 1769 heeft hij o.a. de volgende werken geschilderd:  Colonel Acland and Lord Sydney, 'The_Archers' en Samuel Johnson. Mogelijk heeft de volgende informatie op één van deze werken betrekking.
Reynolds werkte in 1769 op een grijze grond.
- 1e zitting: vermiljoen (vermilion), kraplak (lake), wit (white) , zwart (black)
- 2e zitting: idem
- 3e zitting: idem plus ultramarijn (ultramarine)
- 4e zitting:  alleen met vernis, gele oker, kraplak (lake), vermiljoen (vermilion), gehoogd met wit
Bron: Sir Charles Lock Eastlake, Methods & Materials of Painting of the great Schools & Masters, Volume One, Dover Publications, Inc. New York, 1960 (op basis van oorspronkelijke uitgave uit 1847), blz. 541.

alinea

Goya (1746-1828)
Olieverfpalet van de schilder Goya (1746-1828) zoals te zien op een zelfportret van de schilder. Opvallend is de ruimte die op het palet beschikbaar is voor de zwarten.
De plaatsing van de kleuren op zijn palet toont duidelijk verwantschap met de wijze waarop de kleuren volgens Roger de Piles op het palet opgezet dienen te worden.


palet indeling van Goya

alinea


Jacob Maris (1837-1899)
opzetten van olieverfkleuren op palet van Jacob Maris
De informatie over dit palet van Jacob Maris is uit het boekje van ir. J.P. Valkema Blouw uit 1942 (zie verderop op deze pagina).
Jacob Maris experimenteerde vanaf de jaren zestig van de 19e eeuw in zijn plein-air-werk met een beperkt kleurenpalet. De “lokale toon” was zijn uitgangspunt. Uit schakeringen van de overheersende kleur bouwde hij een schilderij op. Vanaf de jaren tachtig van de 19e eeuw werkte hij vooral in zijn atelier. Zijn palet werd kleurrijker, hoewel hij daarnaast schilderijen met grijze, groene en bruine tinten als hoofdkleur bleef maken

alinea


Thomas Couture (Senlis, 21 december 1815 - Villiers-le-Bel, 30 maart 1879): 1867
Paletopzet  Thomas Couture 1867
Het opzetten van een olieverfpalet gebaseerd op het boek van Thomas Couture.

In zijn boek "Méthode et entretiens d'atelier" uit 1867 somt hij op blz. 34-35 de kleurenreeks op voor een olieverfpalet volgens zijn principes. Hoewel in de opgesomde reeks kleuren twee keer de kleur "Cobalt" voorkomt zonder nadere aanduiding, is in bijgaand schema uitgegaan van Kobaltgeel in de bovenste reeks, als één van drie gelen en Kobaltblauw als één van de donkere kleuren (links). Kobaltgeel was in 1848 voor het eerst op de markt. Het palet van Couture bestaat eigenlijk uit wit, een reeks van drie gele kleuren (A), een reeks van drie rode kleuren (B), een reeks van drie donkere kleuren (C) en zwart. Ten dele volgt Couture Roger de Piles.
JCdH: In het palet van Couture komt geen groen voor, die kleur moet blijkbaar ontstaan door optische menging (geel glacis over zwart/ bistre uit de onderschildering). Blauw gebruikt hij eigenlijk ook bijna niet. Optische menging van een witte glacis over zwart suggereert echter wel een soort blauwgrijs. Kobaltblauw glacis over zwart levert een donkerblauw op.
Een ondertekening in houtskool, voorafgaand aan de olieverfschets in bistre is bij hem zeer belangrijk. De houtskooltekening dient na "afslaan" zo weinig mogelijk zwarte lijnen achter te laten zodat deze niet in de daaropvolgende olieverfschets worden opgenomen. Couture pleit in zijn boek voor het - met een marterharen kwast - over de houtskoollijnen aanbrengen van een dunne contourschets in een olieverfkleur, die lijkt op bistre en door menging van zwart en bruinrood is verkregen. Geef daarna de schaduwvlakken aan. Er ontstaat op die manier een sepiakleurige ruimtelijkheid. Laat deze olieverfschets een nacht drogen en ga dan de volgende dag of later de schets (de "eerste Préparation") verder uitwerken. Als medium om de verf mee te verdunnen raad Couture een mengsel van gelijke delen ingedikte gekookte lijnolie en terpentijn aan. Thomas Couture heeft veel figuurstukken en portretten geschilderd.  Hij stimuleerde bij zijn leerlingen (o.a. Manet) het gebruik van heldere transparante olieverfkleuren die in één keer worden opgezet. Door transparante kleurlagen over elkaar heen aan te brengen op het doek wordt een voller coloriet bereikt. (JCdH: toegevoegd 29 sept. 2013)

"...les couleurs nécessaires à la première préparation. Telles que noir d'ivoire, bitume, brun rouge et cobalt. Avec un ton composé de noir et de brun rouge, vous pouvez obtenir le ton bistre, ou bien le bitume, le cobalt et le brun rouge vous donneront à peu près le même résultat. Des brosses de martre, un peu longues, sont nécessaires pour tracer le dessin. Revenons, maintenant, au dessin...."


alinea



Pierre-Auguste Renoir (1841-1919):  1882 en 1919
Voor het opzetten van een olieverfpalet dat bijv. past bij een klein olieverfkistje (duimmodel) elders op deze website kunnen onderstaande paletschema's dienen. Bijgaande twee schema's zijn gebaseerd op informatie uit het boek van Jean Renoir over zijn vader. De vermelde kleuren behoren resp.bij het vroege/ late  impressionistische palet van Renoir. De paletdop-positie is voor het gemak ingetekend.

Renoir's palet zonder zwart (na 1882)


Renoir's palet in de laatste periode, met zwart en wit   


Linkerpalet: Ultramarijn blauw, Kobalt blauw, Emerald groen, Veronees groen, Kraplak, Vermiljoen, Sienna naturel, Gele oker, Napelsgeel, Chroomgeel, Zilverwit.
De kleuren Sienna naturel, Gele oker en Napelsgeel (zie accolade) zijn niet direkt noodzakelijk omdat ze ook door menging zijn te maken. Zilverwit is loodwit.
Zwart is op dat moment geen kleur bij de Impressionsten. Renoir is in 1881 en 1882 in Italië. Een minimaal impressionistisch palet omvat na zijn verblijf daar 8 kleuren. Een maximaal palet omvat 11 kleuren.

In de laatste jaren van zijn leven past Renoir zijn palet aan en verschijnt zwart wel in de reeks. Het maximale aantal kleuren neemt echter af.
Rechterpalet: Zilverwit (meer aanbrengen op palet dan van andere kleuren), Napelsgeel, Gele oker, Sienna naturel, Rode oker, Kraplak, Groene aarde, Veronees groen, Kobaltblauw, Ivoorzwart. Rode oker en Groene aarde (zie doorhalingen) zijn niet direkt noodzakelijk omdat ze ook door mengen gemaakt kunnen worden.
Renoir's minimale palet omvat ook dan nog steeds 8 kleuren. Zijn maximale palet telt 10 kleuren.

alinea



John Collier (1850-1934):  1886
John Collier, "A manual of oil painting", Cassel and Company, Ltd. London etc. , 1911 (1e druk 1886)  beschrijft op blz. 12 en 13 de kleuren op zijn palet, afgeleid van het palet van Sir Lawrence Alma-Tadema (1836-1912).  De kleuren waar Collier mee werkte zijn:  Flake White, Yellow Ochre, Raw Sienna, Burnt Sienna, Light Red, Vermilion, Raw Umber, Burnt Umber and Blue Black.  De kleuren zijn vanaf het duimgat geordend.  Alma Tadema's palet bestond uit:  Brown Ochre, Yellow Ochre, Naples Yellow, Flake White [sub. Titanium or Permalba White], Orange Vermilion, Light Red, Chinese Vermilion [sub. Cadmium Red Light], Rose Madder [sub. Alizarin Crimson], Cobalt Blue, Burnt Sienna, Ivory Black. En afhankelijk van het gegeven: Raw Umber en Cadmium Yellow Deep.
Op blz. 54 somt Collier op welke kleuren bij het schilderen van "flesh" (huidskleur) kunnen worden gebruikt:

Flake White
Yellow Ochre
Raw Sienna
Burnt Sienna
Light Red
Vermilion
Raw Umber
Burnt Umber
Blue Black
Incidenteel kunnen Terre Verte en Cobalt ook worden gebruikt. 
Hij verwijst hierbij naar Sir Edward Poynter's kleurenpalet, onderwezen op de Slade School, waar hij studeerde.

alinea


Vincent van Gogh (1853-1890) : 1882
Paletschema/ verfopzetschema van Vincent van Gogh  uit 1882 zoals dat in één van zijn brieven voorkomt.


Kleurenverdeling op palet volgens Vincent van Gogh     
Het palet van Vincent van Gogh lijkt afgeleid te zijn van Renoir's late kleurenschema. 
Hoewel de wijze van weergeven van de kleurnamen op het getekende palet lijkt te passen bij een linkshandige schilder was hij rechtshandig.
Dat blijkt uit een aantal geschilderde zelfportretten met palet.


alinea



Kurt Wehlte (1897-1973):  1928
Indeling olieverfpalet volgens Kurt Wehlte
De indeling van het palet van Kurt Wehlte uit 1928.

alinea

Huib Luns (1881-1942): 1941
Een ander paletschema is van de hand van Prof. Huib Luns en komt voor in zijn boekje "Schilderen met olieverf" uit omstr. 1941.
Kleurenschema op palet van Huib Luns omstr.  1941
Dit paletschema/ schema om verfkleuren op te zetten is te gebruiken bij het plein-air (buiten) schilderen.
De plaatsing van de kleuren is volgens Luns in de volgorde waarin de kleuren in het spectrum voorkomen en biedt het voordeel dat de kleuren bij het onderling mengen steeds dicht bij elkaar liggen en zich dus natuurlijk mengen. Aan de top staan twee witten: zinkwit en titaanwit.

alinea
Jan Paul Valkema Blouw (1884-1954):  1942 (1941?)
    een palet voor menging van "warme"en "koude" kleuren       
De informatie hierna over het palet met de veertien nummers komt uit: "Schilderen met olieverf voor amateurs", geschreven door ir. J.P. Valkema Blouw en is uit een druk uit 1942 (2e?).  Hoewel Jan Paul Valkema Blouw als schilder nauwelijks bekendheid geniet (meer als schrijver van jongensboeken) laat dit schema wel zien hoe tussen 1941(?) en 1966(?) over het opzetten van een olieverfpalet (voor het buiten schilderen van landschappen) werd gedacht. Het boekje is in 1941 voor het eerst (?)  uitgebracht door de de firma Talens & Zoon, Apeldoorn en heeft vele herdrukken gekend (o.a. 1966, 18e druk).

Er zijn twee opzetten mogelijk bij de veertien nummers:
De eerste opzet bestaat uit een impressionistisch palet waarbij zwart ontbreekt.
    1. Permanentgroen, licht, 2. Emeraldgroen,  3. Ultramarijn, donker, 4. Kobaltblauw, 5. Ceruleumblauw, 6.(Krap?)lak (JCdH: bedoeld is karmijn), donker, 7. Venetiaans- of Engelsrood, 8. Cadmiumrood, licht, 9. Gebrande Sienna, 10. Sienna, naturel, 11. Gele oker, 12. Cadmiumgeel, donker, 13. Cadmiumgeel, licht, 14. Wit.

Een mogelijke tweede opzet bestaat uit een verdeling in een "warm" en een "koud" deel:
    1. Sienna, naturel, 2. (Krap?)lak (JCdH: bedoeld is karmijn), 3. Venetiaans rood, 4. Cadmiumrood, licht, 5. Gebrande Sienna, 6. Gele oker, 7. Cadmiumgeel, donker, 8. Cadmiumgeel, licht, 9. en 10 Wit (m.i. Zink- en Titaanwit),  11. Cobaltblauw, 12. Ultramarijn, donker, 13. Emeraldgroen,  14. Permanentgroen (licht).

alinea

Restauratie en verdere uitwerking (juli 2013) van beschadigde olieverfschets op doek .

Bijgaande kopie (42,5 x 53,5 cm.) naar een werk van Erasmus Quellinus II (1607–1678) in samenwerking met Adriaen van Utrecht (stillevenschilder), is waarschijnlijk in de eerste helft van de 20e eeuw in Zuid-Frankrijk geschilderd. De schetsmatig opgezette kopie, voorstellende "Jezus bij Martha en Maria", is in slechte toestand gekocht op een brocantemarkt in Cotignac in juni 2013. Helaas was er geen signatuur van de 20e eeuwse kopiist te ontdekken. Op de achterzijde is de opdruk "12 F" in sjabloonletters te zien. Mogelijk is een oude linnen postzak als drager gebruikt. De verf was aan de voorzijde op een groot aantal plekken van het linnen afgebladderd en/of zat op enkele plaatsen los van de linnen drager. Naar het zich laat aanzien is de vlot opgezette en proportioneel verantwoorde olieverfschets in een "gedempt of beperkt palet" uitgevoerd. Misschien omdat de kopie bij helder licht in Zuid-Frankrijk is geschilderd. Enkele pogingen het schilderij op te frissen (oppervlaktevuil verwijderen, eventueel aanwezige verdonkerde vernis oplossen) hadden geen effect. Het oorspronkelijke originele en veel grotere doek, is helderder van kleur en toon.

beginsituatie  

achterzijde, fragment

Onderstaande foto's laten het verloop zien van enige werkzaamheden aan het doek. Doel was de beschadigingen te repareren en de schets iets verder uit te werken.

Na research op internet bleek het schilderij een sterk verkleinde schetsopzet te zijn naar een werk uit ongeveer 1650 van Erasmus Quellinus II. Het originele, veel grotere (175 x243,5 cm.) schilderij behoort tot de collectie van het museum in Valenciennes. Op de schetsmatig opgezette kopie (die op ongeveer 1/20e van de ware grootte is geschilderd) ontbreekt de steel (van een bezem?) in de rechterhand van Martha en is de linkerkant van het doek evenals de achtergrond nauwelijks uitgewerkt. Tevens is een extra rij tegels op de voorgrond toegevoegd (waarschijnlijk om de voorstelling binnen de beschikbare doekmaat in te passen).
Het originele schilderij van Erasmus Quellinus II is misschien in de Abdij van Antwerpen gezien door Johannes Vermeer die er zijn versie op heeft gebaseerd. De spreiding over het beeldvlak van tonaal genuanceerde kleurvlakken geel (gele oker), ultramarijn blauw, vermiljoen rood, caput mortuum gebrand (als violet), zwart, wit en grijzen komen we ook bij hem tegen. De positionering van de Christusfiguur is in gespiegelde vorm mogelijk afgeleid van een gelijknamig schilderij uit 1597 van Otto Venius die leermeester was van Rubens. Deze laatste was op zijn beurt weer de leermeester van Erasmus Quellinus II. Van Rubens heeft Erasmus Quellinus II mogelijk de figuur van Maria Magdalena gespiegeld overgenomen. Otto Venius is in de leer geweest in Italië bij Federico Zuccaro. Ook deze Zuccaro heeft dus mogelijk via zijn leerlingen uiteindelijk nog invloed gehad op Erasmus Quellinus II.


aanvullen grond

opklapbaar donker getint palet
Het schilderij na het uitvoeren van benodigde reparaties en aanbrengen van een tussenvernis. De kleuren komen direct meer tot leven.
Kleurenselectie op palet: div. oranjes, gele okers, roden, bruinen, zwart, titaan- en zinkwit, ultramarijn enz. (vgl. Pierre le Brun, 1635)



  belichting met direkt zonlicht
Het voorlopige restauratie-resultaat. Foto's van hetzelfde schilderij a. bij daglicht en b. in direct zonlicht.
Te zien is dat de rok van Martha nog enige aandacht dient te krijgen.
De verwachting is dat het invegen van wat lijnolie op de doffe plekken de rok er beter uit zal laten zien.


vordering restauratie op 29 juli 2013  

situatie per 31 juli 2013
Schilderij na enige restauratiewerkzaamheden en verdere uitwerking. De linkerfoto is buiten genomen met schuin opvallend zonlicht op
29 juli 2013 rond 18.00 uur. 
De rechterfoto dateert van 31 juli 2013. De rechterzijde is nu uitgewerkt en de lichte partijen aan de linkerzijde zijn vast aangezet in afwachting van verdere uitwerking.

Emblematisch
De rechter steunbeer van de schouw toont een spiraal die gedragen wordt door een griffioen. De spiraal staat voor de reis van de ziel die het lichaam verlaat na de dood.
De spiraal wordt ook in verband gebracht met water, kracht en beweging. De griffioen symboliseert als fabeldier de goddelijke macht en is een bewaker van het goddelijke.
Beide delen van de steunbeer verwijzen naar de boodschap en de persoon van Christus. Christus is verbonden met het geestelijk leven. De brandende haard staat voor de liefde.

De figuur van Martha is vooral verbonden met het aardse leven, eigenlijk de stoffelijke dood.
We zien een schuin gelegen, schijnbaar lege mand links op de voorgrond als een gapend donker gat. De rechtop staande mand erachter is gevuld met een artisjok (familie van de distel. Van Mander: De Distel-bloem, die haest vergaet en verstuyft, beteyckent de swackheyt), asperges (groeien in het donker, de vorm en de smaak van de asparagus, de meest elitaire eetbare plant in die dagen, komt voor in de kruidenboeken van Dodoens uit 1554, 1563, 1618 en 1644 en werd als werkzaam tegen bijensteken, hartproblemen, duizeligheid en tandpijn, maar vooral als afrodisiacum beschreven), eikenloof (embleem van de burgerlijke bescherming/ symbool van diegenen die burgers in de oorlog hadden verlost. Van Mander: Den Eyck-looven krans met den Eyckelen, beteyckende van oudts de bescherminghe der Borgh) enz.

Daarboven een geslacht en ontveld lichaam/ karkas van een schaap/ ram (symbool van verkwisting van liefde, voor daadkracht en onvoorzichtigheid; van Mander: Het Schaep, oft Schapen, worden geleken de ghemeen onwetende Luy) of ooi (symbool van hulpeloosheid, onschuld en liefdadigheid (voeding en warmte)). Hangend aan een wildkroon zijn verder te zien: een dode pauw (onsterfelijkheid, trots en wedergeboorte. Van Mander: Den Pouw wijst aen d'oneere des Rijckdoms - ook: Den Pouw wijft aen den hooghmoet: want als hem veel ftaen en befien, Hitst hy den fteert... Sijnen steert alleen, bewijst d'ongestadicheyt des rijckdoms), een dood konijn (sensualiteit en lust) of haas (snelheid en angst. van Mander: Met den Haes werdt de wakentheyt uytghebeeldt, om dat hy met open) enz. De reeks voorwerpen van plantaardige en dierlijke herkomst, die zich links in het beeldvlak bevindt, lijkt een opeenstapeling die tot aan de hemel reikt maar bestaat wel uit dingen waaruit de levensgeest is geweken.

De open deur achter Maria Magdalena biedt zicht op de buitenwereld (toekomst?) en verwijst mogelijk naar haar hart dat open staat voor Christus en zijn boodschap. De kast met keukenvaatwerk in de achterste ruimte verwijst mogelijk naar het bewaren van de woorden van Christus maar kan ook een verwijzing zijn naar het laatste Avondmaal.
Aanvullende betekenissen zijn mogelijk te vinden bij Cesare Ripa.

Optisch
De kleding van Martha is zwart, grijs en wit en verwijst meer naar rouw dan het leven. Toch is het de doek om het middel van Martha die het hoogste licht vangt. Zij is schilderkunstig gezien het meest geaccentueerd in het schilderij. Daarna zien we de kleuren geel, blauw, rood en violet in de kleding van Maria Magdalena en Christus terug. Mogelijk is Quellinus beinvloed geweest door geschriften van René Descartes en Constantijn Huijgens over lichtbreking. In 1621 ontdekte Willebrord Snel van Royen (Leiden, 1580-1626) de Wet van Snellius voor lichtbreking. Onafhankelijk van hem herontdekte en publiceerde Descartes deze wet in zijn Discours de la Méthode, 1637. Het schilderij kan vanuit een natuurkundige invalshoek ook als illustratie van de wet van Snellius worden gezien.

Perspectivisch
Via de vluchtlijnen van tegels, schouw en deur worden we als beschouwer iets onder schouderhoogte van Maria Magdalena geplaatst. Het verdwijnpunt bevindt zich op polshoogte naast de hand van Martha op de deurpost. De horizonhoogte van de schilder is lager dan de gezichtshoogte van de zittende figuren. We worden als beschouwer betrokken bij het gesprek tussen Maria Magdalena en Christus, de zittende figuren, maar bevinden ons tegenover Martha en Maria. Het is alsof we als beschouwer zelf voor een keuze worden geplaatst. De blikrichtingen van Martha en Christus komen uit bij Maria Magdalena als de centrale figuur.

Kompositorisch
De kompositie van dit schilderij wordt bepaald door een centraal deel met drie personen die in een cirkel geplaatst kunnen worden. Het hoofd van Maria Magdalena vormt het psychologische middelpunt van de cirkel. De cirkel ligt iets verschoven naar rechts t.o.v. het midden van het schilderij. Aan de rechterzijde wordt de cirkel omsloten door de schouw, aan de linkerzijde door de wildkroon, pauwenstaart en mand in de hoek. De deurpartij, de tegelvloer en de bovenzijde van de schouw zijn streng geconstrueerde vormen die als tegenwicht dienen voor de overige, over het doek schijnbaar verstrooide, vormen. Het wat chaotisch aandoende linkerdeel krijgt tegenspel van de meer geconstrueerde onderdelen in het rechterdeel van het schilderij. De kleur blauw komt terug in de hals van de pauw, het onderkleed van Maria Magdalena en de lucht in de doorkijk naar buiten. De kleur rood vormt in gradaties van roze (karkas), vermiljoen (mantel van Christus) en purper/ caput mortuum (onderkleed van Christus) een horizontaal spanningsveld.


Literair:
Lukas 10:38-42 (NBG): Terwijl zij op reis waren, kwam Hij in een zeker dorp. En een vrouw, Martha geheten, ontving Hem in haar huis. En deze had een zuster, genaamd Maria, die, aan de voeten des Heren gezeten, naar zijn woord luisterde. Martha echter werd in beslag genomen door het vele bedienen. En zij ging bij Hem staan en zeide: Here, trekt Gij het U niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg haar dan, dat ze mij komt helpen. Maar de Here antwoordde en zeide tot haar: Martha, Martha, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen, maar weinige zijn nodig of slechts één; want Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen.

 beginsituatie      vorderingen restauratie op 1 aug. 2013
Voor en na de restauratie/ uitwerking.  Er is nog geen speciale aandacht besteed aan de blauwe kleur van Maria's onderkleed en aan de handen van de div. personen. De bezem in de rechterhand van Martha is, ook na restauratie, bewust weggelaten in deze kopie.



Aanvullende literatuurverwijzingen over paletten:

Voor Pierre le Brun's palet:

- Mary Philadelphia Merrifield, "Original Treatises dating from the XIIth to XVIIIth Centuries [o]n the Arts of Painting ...", London: John Murray. Vol. 1 en Vol. 2 (1849)
Zie ook bijgaande URL's.  DEEL I  en DEEL II.   Fragment aan begin van deze pagina is uit Deel II, blz. 759 t/m blz. 784.

Voor Roger de Piles en Watteau's palet:

- Myriam Eveno, Éric Laval, Élisabeth Martin, Jens Bartoll, "La palette de Watteau et ses épigones: l'analyse des pigments", Techne, n° 30-31, 2009-10, p. 37-51.
Zie ook bijgaande URL.

- Jean-Baptiste Oudry, "Discours sur la Pratique de la Peinture et ses Procédés Principaux: ébaucher, peindre à fond et retoucher" Transcript, in French, of the lecture delivered to the French Académie royale, 2nd December 1752, as published by E. Piot in Le Cabinet de l’Amateur, nouvelle série, 1861-1862. pp. 107-117, from the manuscript in the library of the Ecole des Beaux-Arts.
- John Collier, "A manual of oil painting", Cassel and Company, Ltd. London etc. , 1911, p. 12-13 en 54.

Als bronnen over oude Franse schilderskisten en hun inhoud hebben gediend:
Catalogue: Couleurs Fines et Matériel pour la peinture a l'huile, Lefranc et Cie, Paris 1905, 247 pp., met vele zwart-wit en kleuren illustraties en omslag in kleur
Catalogue: Couleurs Fines et Matériel d'Artistes, Bourgeois Ainé, Paris 1925, 340 pp., met vele zwart-wit illustraties

Als bron over pigmenten en aquarelverf-kleurstalen heeft o.a. gediend:
J. Scott Taylor M.A., A descriptive handbook of modern water-colour pigments, Winsor & Newton, London 1887, twenty-third thousand (before or in 1931, 2 sh), One shilling books no. 43, 70 pp., 6 hand-coloured plates and a small W&N catalogue.

Artikel van  Lucy Davies (14 april 2010): "Why preserve Van Gogh's palette?" in The Telegraph (helaas niet meer benaderbaar mei 2016), wel onderdelen op Pinterest.